Dagboek december 2024
15 december 2024.
Communicatie door middel van geluid en de overlast van zogenaamde duurzame energie.
Je gaat wandelen , weg van het menselijk verkeer, stopt met kletsen zet de telefoon uit, gaat ergens zitten zonder te bewegen ….. luistert en ontdekt dan dat dieren weer hun natuurlijke gedrag beginnen te vertonen.
Het is een manier om je te verdiepen in de wereld van de dierentalen zodat we inzien dat wij mensen niet als enigen op deze aardkloot iets te melden hebben.
Wat is bio–rderingenakoestiek.
Bio-akoestiek is een specialisatie die gericht is op dierengeluiden en heeft vooral de laatste 20 jaar enorme vorderingen gemaakt dank zij de vorderingen die gemaakt zijn in de ontwikkeling van gevoelige microfoons, recorders, camera’s, opslagmedia en krachtige computers.Denk daarbij aan dierengeluiden die het menselijk waarnemingsniveau overstijgen en die we nu probleemloos kunnen vastleggen en analyseren.
Hebben dieren ook ritmegevoel.
Snowball, een dansende kaketoe trok met zijn opvallende ritmegevoel enige tijd geleden op een You Tube-filmpje de aandacht. Tot dan toe dacht men dat bewegen op maat iets was waar alleen mensen toe in staat waren; een misvatting. Ritmegevoel is een vorm van akoestische informatieverwerking waarbij het gehoorde wordt omgezet in beweging.
Vergelijkbaar is het napraten, het akoestisch imiteren waarbij tevens het gehoorde wordt omgezet in articulatiebewegingen. Papegaaien zijn daar meesters in. Het ”vocaal” leren is hoofdzakelijk bij papegaaien en zangvogels aangetoond. Er wordt nu onderzocht in hoeverre en welke zoogdieren tot deze vorm van leren in staat zijn.
Wel weten we dat orka’s familiedialecten kennen die hun jongen zich door nabootsing hebben eigen gemaakt.
Spraakapparaten en hun bereik.
Voor muis, krokodil, dolfijn en olifant geldt de volgende vuistregel:Hoe langer het deel van het spraakapparaat, hoe lager de frequenties van het signaal.
Lage frequenties betekent lage klanken, die gepaard gaan met lange geluidsgolven. Geluidsgolven van 10 Herz hebben een lengte van 30 meter.
Lange geluidsgolven worden minder gehinderd door obstakels en hebben dus een groter bereik. Olifanten en een aantal walvissoorten kunnen op die manier op kilometers afstand met elkaar in contact blijven. Komen olifanten elkaar weer tegen dan wordt de hereniging met klanken gevierd om hun sociale band te bekrachtigen. Dat zijn klanken van een hogere frequentie.
Hoe ontwikkelde zich de menselijke taal.
De evolutie van taal is één van de vraagstukken van deze tijd. Hoe hebben wij als mensen onze taal als communicatiemiddel ontwikkeld en in welke tijd leerden wij ons talig uit te drukken. Tot nu toe is dat niet te dateren, want we beschikken niet over fossiele stembanden of kraakbeen van het strottenhoofd om aanwijzingen voor spraakontwikkeling te vinden, daar zacht weefsel niet in versteende vorm bewaard kan blijven.
Spreken is een cognitieve topprestatie waarbij we datgene wat we horen moeten verwerken en begrijpen en daarop een antwoord moeten bedenken en formuleren.
We zouden ons kunnen afvragen welke onderdelen van taal er bij mensen voorkomen in vergelijking met die van bepaalde diersoorten. Door verder onderzoek zouden overeenkomsten en verschillen in taal bij olifanten en walvissen, zou de evolutie van menselijke taalinzichtelijker kunnen maken.
Ernstige verstoringen van communicatie en zo meer.
Windmolens produceren infrasone geluiden ( geluiden van lage frequentie ) die minstens 20 kilometer ver dragen. Staan die soms 200 meter hoge turbines in de omgeving van natuurgebieden dan vormen ze een ernstige bedreiging voor dieren die communiceren in de infrasone geluidszône. Dat geldt eveneens voor windmolens gebouwd op zee waar de onderlinge communicatie onder water tussen walvissen ernstig verstoord wordt.
Het volpompen van landschappen en binnenzeeën met zonnepanelen en windmolens roept zo langzamerhand allerlei vragen op. Is het opwekken van energie door middel van zonnepanelen en windmolens plus het opslaan daarvan in batterijen en de bijbehorende aanleg van infrastructuur wel overal een duurzaam alternatief voor fossiele brandstoffen vooral nu er zo weinig rekening wordt gehouden met de belangen van onze medeschepselen, het landschap en het milieu.
Vergeet niet dat er voor de opwekking van zogenaamde duurzame energie grondstoffen gewonnen worden, die niet of nauwelijks minder belastend zijn voor milieu en landschap dan de winning van olie, steenkool en gas. Dat geldt des de meer als we straks ook nog de diepzee gaan exploiteren. Bovendien weten we nog niet eens hoe we inde toekomst elektrische auto’s, windmolens en zonnepanelen moeten recycleren.
Voorlopig is er maar één vorm van duurzaamheid en dat is bezuinigen, bezuinigen en nog eens bezuinigen. Maar dat is de laatste tijd steeds meer op de achtergrond geraakt.
Wim van Bruggen, 16 dec, 2024.
Dagboek november 2024
18 november 2024
Verschuivingen in de planten- en vogelwereld.
Overbekend is dat Europese planten- en vogelsoorten als gevolg van klimaatverandering opschuiven naar het noorden. Vrijwel onbekend is een andere beweging, die zelfs groter is : een verschuiving van plantensoorten in westelijke richting binnen Europese bosgebieden.
Een documentatie van aanwezige nieuwkomers en uitstervende planten resulteerde in een dataset van de Europese bosflora. Tot nu toe was de aandacht gericht op soortverschuivingen van noord naar zuid als gevolg van stijgende temperaturen. Doch nu blijkt dat er tevens sprake is van een verschuiving in westelijke richting die groter is dan de zuid-noord-verschuiving.
Als gevolg daarvan zijn in Nederland een aantal nieuwe soorten als de gewone esdoorn, de gewone ereprijs en de ruwe smele aanzienlijk toegenomen. Esdoorns vormen hier en daar een tapijt van jonge zaailingen. Een verjonging die meerdere oorzaken heeft. Ten gevolge van een overmatige stikstofdispositie valt er door een minder dicht bladerdek meer licht op de bosbodem. Maar ook de bosbouw en aanhoudende droogte kan hierbij een rol spelen.
Met hun dataset konden onderzoekers goed de oost-west-verschuiving aantonen. Wat was de voornaamste oorzaak. Was dat klimaatverandering, neerslag van stikstof of de hoeveelheid licht. De hoofdverantwoordelijke bleek stikstof te zijn. Als gevolg van de stikstofdispositie is de verschuiving in westelijke richting sterker dan de noordwaartse.
39% van de bosplantensoorten zijn verschoven naar het westen, 23% in tegengestelde richting en slechts 15% bewoog noordwaarts. Die laatste beweging is kleiner dan verwacht, terwijl het klimaat wel degelijk veranderd is met een temperatuurstijging van 1,56 graden C. in het tijdbestek van dit onderzoek. De verklaring is dat dit onderzoek 85 jaar terug gaat in de tijd, terwijl de klimaatverandering vooral de laatste 20 jaar steeds duidelijker zichtbaar is geworden door overstromingen en temperatuurstijgingen.
De meeste plantensoorten die naar het westen op schuiven zijn de algemene soorten, de zogenaamde generalisten. Ze zijn stikstoftoleranter dan specialisten, die alleen in bepaalde leefgebieden voorkomen. De generalistenverschuiving valt samen met een kaart van een jaarlijkse stikstofdispositie in Europa. Je ziet dan dat Nederland, België en West-Duitsland de hoogste uitstoot hebben. Een minder beduidende oorzaak van verschuiving kan zijn de zure regen, een verontreiniging die in de jaren 60 en 70 plaats vond. Veel planten zijn als gevolg daarvan toen uitgestorven. Vanaf het moment dat een katalysator in fossiele motoren verplicht werd gesteld, hebben veel leefgebieden zich redelijk kunnen herstellen. Zo kun je heel goed zien dat bosbodems die vroeger overdekt waren met een tapijt van rankende helmbloemen, nu voor het grootste deel verdwenen zijn.
Helaas ziet het er niet naar uit dat de overmatige stikstofdispositie grondig wordt aangepakt. Veel aangerichte schade is reeds onherstelbaar en als dit zo door gaat zal er veel moois en unieks voorgoed verloren gaan. Dat geldt zowel voor de planten- als voor de dierenwereld.
Een voorbeeld uit de vogelwereld.
De tapuit, een vogel die vroeger vrij algemeen was in de duinen en op de Waddeneilanden, broedt daar nog maar met enkele tientallen. Het is één van de duin- en heidevogelsoorten die evenals de duinpieper, de klapekster, het korhoen en de wulp geheel of voor het grootste deel verdwenen zijn.
De tapuit heeft een uitgestrekt verspreidingsgebied in noordelijke gebieden tot in Siberië, IJsland, Groenland en Alaska.
In mei tot en met september trekken ze met tienduizenden door ons land. Overal neemt het aantal tapuiten af, maar geen land roeit zijn medebewoners zo effectief uit als Nederland.
Hun leefgebied bestaat uit kale grond en korte, open vegetatie. In hoge vegetatie kunnen ze hun prooi niet vinden; het zijn zichtjagers. Door overmatige stikstofneerslag raken kale vlaktes snel begroeid. Op vergraste en verruigte heidevlaktes en duinen vinden ze niet genoeg voedsel. In het verleden hielden konijnen de vegetatie kort, maar die zijn als gevolg van myxomatose en griep voor een groot deel verdwenen. Bovendien broeden tapuiten in konijnenholen en zijnheiden en duinen in trek bij wandelaars, vaak vergezeld van honden.
Een lichtpuntje is dat door die verschuiving in noordelijke richting we in Nederland een aantal vogelsoorten rijker zijn geworden. Ik denk aan een drietal reigersoorten: de grote- en kleine zilverreiger en de laatste jaren in rap tempo de koereiger. En niet te vergeten, de kraanvogel, al is het broedsucces van deze vogel gering. En heel misschien in het geval de leefgebieden niet te veel verslechteren, de hop en de bijeneter. Tot nu toe heeft zich dat beperkt tot enkelebroedgevallen.
Wim van Bruggen.
18 nov. 2024
Dagboek oktober 2024
12 oktober 2024
Het verschil tussen eenden en ganzen en de succesvolle inburgering van de nijlgans.
Dat we in een deltagebied wonen is duidelijk te zien aan ons vogelbestand; het wemelt hier van de water- en moerasvogels,waaronder tal van reigersoorten, rallen en vooral in herfst en winter bezoeken grote groepen eenden en ganzen in tal van soorten en matenons land. Naar schatting tien soorten ganzen en vier keer zoveel soorten eenden.
Ganzen zag je hier een jaar of zestig geleden uitsluitend in de zomermeestal op een boerenerf. Pas als het ging winteren daalden ze in grote aantallen af in zuidelijke richting vanuit koudere gebieden om zich te verzekeren van voedsel. Ze deden zich tegoed aan grassen, soms zo massaal dat menige boer een beroep kon doen op hetschadefonds.
Ik kan me nog herinneren dat het eerste broedgeval van de grauwe gans groot nieuws was in de vogelwereld. Tegenwoordig is deze soort zo succesvol dat er sprake is van overlast ten laste van andere vogelsoorten. Dat geldt ook voor de Canadese gans. Hier en daar proberen beheerders de opmars van deze soorten te temperen door het verstoren van hun broedsels.
Wat is het verschil tussen een eend en een gans.
Dat is soms moeilijk te zien. De verschillen zijn dan vrij subtiel zoals de vorm van de zwemvliezen of een gedragskenmerk. Aan verschillen in grootte heb je niet altijd houvast. Een grote eend zoals een bergeend is geen gans en niet elke kleine gans is een eend.
Duidelijk onderscheid tussen ganzen en eenden vinden we in het skelet. De Belgische ornitholoog René Verheijen ( 1907-1961 ) heeft dat minutieus uitgezocht: bij 17 of meer halswervels is het een gans en bij 16 of minder is het een eend. Daar heb je in het veld natuurlijk niks aan.
Zo heeft een nijlgans 16 halswervels en is dus een eend.
De opmars van de nijlgans.
In 1967 werd het eerste broedgeval van de nijlgans in Nederland ontdekt. Mogelijk ging het hier om een paartje ontsnapte parkvogels.Inmiddels telt de Nederlandse populatie naar schatting 50.000 exemplaren.
Overal zie je nijlganzen die onverschrokken lopen te grazen langs autowegen en fietspaden. Een paar meter bermgras is voldoende te midden van woonwijken, ja zelfs midden in de stad samen met hun jongste aanwinsten.. Ze trekken zich weinig aan van verkeersdrukte rondom. Dat onverstoorde geeft ze een voorsprong t.o.v. andere soorten.
Ze broeden vaak al voor de jaarwisseling. Daarna volgen meerdere legsels in boomholtes en knotwilgen of op daken waar ze gevrijwaard zijn van katten en andere rovers.
Geringde nijlganzen uit onze delta worden terug gevonden nabij Londen en diep in Duitsland. De sterk groeiende populatie heeft zich verbreid tot aan de Straat van Gibraltar. Nog een kleine sprong en ze zijn terug in het Afrikaanse continent, waar hun oorsprong ligt, vooral ten zuiden van de Sahara.
Meer dan twee eeuwen geleden broedden ze nog in de Donau-delta en begin vorige eeuw in Israël.
In weerwil van zijn succes is de nijlgans ondanks z’n fraaie uiterlijk niet overal even welkom. Zijn onverstoord gedrag leidt er toe dat andere vogelsoorten
uit hun nestholtes worden verjaagd.
Samengevat kunnen we vaststellen dat de nijlgans in Nederland volledig is geïntegreerd en niet meer is weg te denken.
Het wordt tijd voor een nieuwe Nederlandse naam. Het is geen gans en er leven meer nijlganzen langs de Rijn dan langs een klein gedeelte van de 6650 kilometer lange Nijl.
Wim van Bruggen.
Okt. 2024.
Dagboek september 2024
Het gaat niet goed met de scholeksters.
Sinds 2001 worden bedreigde vogelsoorten stuk voor stuk aangewezen als vogel van het jaar. Dit jaar is dat de huismus en vorig jaar was dat de scholekster. In 2008 hadden we ook al een jaar van de scholekster. Het is voor de eerste keer dat een vogelsoort voor de tweede keer wordt gekozen. Blijkbaar vinden de initiatiefnemers SOVON en Vogelbescherming dat deze soort extra aandacht verdient.
Al bijna een halve eeuw bestuderen biologen de scholeksterpopulatie op Schiermonikoog. Tal van proefschriften en masterscripties heeft dat opgeleverd.
Scholeksters kunnen soms wel 40 jaar oud worden. Met behulp van kleurringen kunnen scholeksters als individu herkend worden. Dat heeft een schat aan gegevens opgeleverd zoals de dynamiek van deze groep, het territoriumgedrag, het broedgedrag en opvallende partnerwissels.
In de laatste 40 jaar is de populatie gigantisch geslonken, met niet minder dan 80%. Oorzaken: schelpenvisserij, exotische oesters, warmer zeewater, verstoring en intensieve droogte in het omringende boerenland. Alsof dat nog niet genoeg is, is daar de zeespiegelstijging bij gekomen. Kwelders groeien wel enigszins met die stijging mee, maar kunnen het tempo daarvan niet bij houden en zullen op den duur definitief kopje onder gaan.
Voorlopig is voor scholeksters een andere vraag veel relevanter: Hoe vaak overstromen de kwelders tijdens het broedseizoen.
Je zou liever willen dat scholeksters wat hogerop gaan broeden, maar ze willen zo dicht mogelijk bij het wad broeden, want daar ligt hun belangrijkste voedselbron.
De zeespiegel stijgt gemiddeld 3 à 4 millimeter per jaar en de hoogste waterstanden stijgen een stuk sneller. Het gevolg is dat nesten veel vaker worden overspoeld. Bij hoog water foerageren de scholeksters op de graslanden. Maar ook die bieden als gevolg van het moderne boeren minder voedsel.
Een broedpaar op de kwelder brengt jaarlijks 0,15 jong voort. Om een populatie in stand te houden moet dat tenminste 0,35 tot 0,40 zijn.
Scholeksters zijn opportunisten en hebben als gevolg van bovenstaande ontwikkelingen een andere ingang gevonden en zijn daardoor wat minder kwetsbaar dan andere bedreigde soorten zoals grutto’s en kieviten. Steeds meer scholeksters gaan in de bebouwde kom broeden en met succes. Kan deze opvallende ontwikkeling het verlies op de kwelders compenseren ? Voorlopig kunnen we die vraag niet beantwoorden.
Steeds vaker schalt het tepiet-tepiet-tepietvanaf platte grinddaken in dorpen, steden en industrieterreinen. Oudervogels broeden daar in de volle zon terwijl ze agressieve meeuwen van het lijf moeten zien te houden en hunbroedsel moeten beschermen tegen noodweer. Kuikens zijn nestvlieders, lopen vaak vlak langs de dakrand en stuiteren af en toe naar beneden waar ze bedreigd worden door katten en snelverkeer.
Gelukkig gaat het vaak goed en per broedgeval overleeft gemiddeld 0,45 jong per jaar, dat is net genoeg om de populatie in stand te houden. De stedelijke populatie groeit zowel procentueel als in absolute zin.
In 2009 broedden plusminus 4% van de scholeksters op daken, nu is dat 20%, dat betreft 7000 à 8000 broedparen.
Toch moeten we vaststellen dat de totale populatie is geslonken van 87.000 tot 100.000 broedparen naar 30.000 tot 37.000.
Overal vinden ze voedsel, in wegbermen, op sportvelden en langs de kust schelpdieren, ook wormen en andere bodemdiertjes. Dat is allemaal voedsel wat ook in stedelijke omgeving te vinden is. Hun nesten zijn eenvoudig, niet meer dan een eenvoudig kuiltje. Daarom zijn platte grinddaken uitermate geschikt.
Het is des te meer een aansporing om ons in te zetten voor vogelvriendelijke steden en industrieparken in de vorm van beschutting en meer groen zodat vogels als scholeksters grotere overlevingskansen hebben.
Bovendien zal vergroening aanzienlijk bijdragen aan de tempering van hogere zomertemperaturen.
Wim van Bruggen, 12 sept. 2024.
Dagboek augustus
Geliefd en rijk getalenteerd.
Toch nog onverwacht is op woensdag 31 juli in het verpleeghuis Rosengaarde te Dalfsen Arie Driesprong overleden.
Na de voltooiing van de eerste natuurgidsencursus in 1976 heb ik samen met Arie tientallen excursies onder meer op landgoed De Berg, op landgoed Rechteren en heel veel op de Lemelerberg geleid. Daardoor ontstond een wederzijdse band die tot Aries dood heeft stand gehouden. Aan de voorbereidingen en de excursies zelf heb ik dierbare herinneringen.
Arie was een uitstekende gids met een brede kennis van natuur en landschap. Tijdens die wandelingen maakte Arie tevens gebruik van zijn tekentalenten door aan de hand van een schets zijn uitleg toe te lichten. Herkennen van vogelgeluiden, ook daar was hij goed in, wat dan weer aanrakingsvlakken had met een andere hobby: muziek.
Al jong speelde hij klarinet en later saxofoon in de fanfare. Ook speelde hij orgel en luisterde veel naar Radio 4.
Arie had geen rijbewijs en verplaatste zich het liefst per fiets, een doodgewone fiets zonder accu of versnellingen. Elke Tweede Pinksterdag fietste hij de Elfstedentocht. Snelheid was daarbij van ondergeschikt belang.
Ondanks het feit dat Arie z’n lange lijf jarenlang geteisterd werd door meerdere kwalen bleef hij altijd vriendelijk en opgewekt. De manier waarop hij met die kwalen omging dwingt respect af.
Behalve zijn langdurige ziekte hebben Arie en zijn vrouw Marry ook nog moeten verwerken dat één van hun twee dochters Caroline, moeder van drie jonge kinderen, vorig jaar is overleden.
Een week na Aries overlijden hebben we onder grote belangstelling zijn leven gevierd en afscheid genomen.
Een bijeenkomst in stijl waarbij de voorganger getuigde van een groot inlevingsvermogen. Dochter Astrid en haar dochter haaldenherinneringen op.
De herdenkingsdienst werd omlijst door muziek met blokfluit en viool en werd afgesloten met Air van J.S.Bach op orgel begeleid door saxofoon.
Geflankeerd door een grote erehaag werd de kist de kerk uitgedragen.
De crematie heeft in besloten familiekring plaats gevonden.
We verliezen aan Arie een goede vriend die veel van zijn talenten dienstbaar heeft gemaakt.
We wensen zijn familie veel sterkte bij dit verlies en vertrouwen er op dat op den duur steeds meer de prettige herinneringen gaan overheersen.
Wim van Bruggen, aug. 2024
Dagboek juli 2024
18 juli 2024
De ijsvogel.
Onduidelijk blijft hoe deze vogel aan zijn naam komt. De Engelsen noemen hem Kingfisher en de Fransen Martin-pêcheur , wat meer zegt over hun manier van leven.
Een ijsvogel ontdek je meestal niet dank zijn z’n heldere kleuren, maar door zijn karakteristieke roep; een nogal scherp “tsi…” dat boven het geluid van kabbelend water en windgeruis uit stijgt. Even later zie je hem in een fonkelend blauwe flits laag over het water scheren. Het overheersende ijsvogelblauw is geen gevolg van pigmentwerking maar komt door verstrooiing van licht op in veren aanwezige minuscule keratinestructuren.
Hun snelle vlucht eindigt vaak op een telkens opnieuw gebruikte overhangende tak boven het water, waar ze een goed overzicht hebben op hun jachtgebied.
In het verleden konden strenge winters de ijsvogelpopulatie behoorlijk uitdunnen. IJsvogels voeden zich uitsluitend met visjes en waterinsecten zodat bevroren watervlaktes hun voedselbron onbereikbaar maakt.
Ze bouwen hun nest in zelf gegraven holen in steile oevers van beken; ook wel tussen de wortels van omgevallen bomen in de nabijheid van visrijk water.
De gangen zijn 50 tot 90 centimeter lang en monden uit in een ronde ketelvormige ruimte, die meerdere keren gebruikt wordt en dan gevuld raakt met graten afkomstig van braakballen.
Strenge winters en gebrek aan helder visrijk water konden de ijsvogelpopulatie behoorlijk decimeren.
Inmiddels is er voor de ijsvogels veel ten goede veranderd. Gebrek aan steile beekoevers heeft er toe geleid dat op diverse plaatsen kunstmatige broedwanden zijn opgetrokken. Ook maken ijsvogels dankbaar gebruik van oeverzwaluwenwanden. Zachte zomersverlengen het broedseizoen, zodat drie legsels geen uitzondering meer zijn.
Mede daardoor en het feit dat strenge winters praktisch tot het verleden behoren en de waterkwaliteit is verbeterd, heeft de ijsvogelpopulatie zich redelijk hersteld.
IJsvogels hebben altijd al tot mijn verbeelding gesproken mede dank zij hun uitzonderlijk gedrag. De benodigde visjes verschalken ze door vanaf een overhangende tak razendsnel loodrecht het water in te duiken, maar schuine duiken zijn ook succesvol, wat niet gemakkelijk is daar het verschil in brekingsindex tussen water en lucht hun prooi dichter onder het water doet lijken dan in werkelijkheid. Met de buit in zijn snavel vliegt hij terug naar zijn post en mept het visje tegen de tak, draait vervolgens de vis zodanig dat hij/zij die met de kop naar voren kan inslikken. Is de vis bestemd voor zijn/ haar partner of voor de jongen dan draait hij het visje in tegengestelde richting.
Ze leggen zes tot acht eieren. Soms begint het vrouwtje al met uitbroeden van het volgende legsel, terwijl het mannetje nog zorgt voor de jongen van het vorige. Bij sommige andere ijsvogelsoorten helpen de juvenielen uit het eerste nest bij het voeren van de jongen
uit het tweede legsel.
Een opmerkelijke ontdekking.
Dank zij moderne technieken is het nu mogelijk om ( hopelijk zonder verstoring ) een camera in de nestkom te plaatsen zodat we kunnen zien wat er allemaal in die bijna donkere nestkom voor valt.
Ik zag het voor het eerst op een natuurfilm en vond het wel heel bijzonder. De jongen zitten in een kring met de snavel naar buiten. Zodra één van de jongen die met zijn snavel in de richting van de uitgang een visje heeft gekregen gaat de ”carousel” draaien en schuift elk jong een plaatsje op zodat het jong dat richting uitgang zit het volgende visje in ontvangst kan nemen. Nu weten we hoe in zo’n donker hol geen van de jongen wordt overgeslagen zonder dat de ouders zelf iets kunnen zien. Een perfecte oplossing want in veel vogelnesten verhongeren de minder sterke jongen omdat ze niet of nog niet de kracht bezitten om hun kop boven hun nestgenootjes uit te steken. Ook weten we nu hoe wordt voorkomen dat de binnenkant van deijsvogelcarousel bevuild raakt. Het bij de opening zittende jong draait zich om en spuit een straal poep richting uitgang.
Wim van bruggen.
18 juli 2024.
Dagboek juni 2024
18 juni 2024
Het gebrek aan natuurhistorisch besef en de waanzin van een doorgedraaide energietransitie.
Waarnemingen van vogels in notitieboekjes van vogelaars uit het laatste kwart van de twintigste eeuw vormden de basis voor de status van de natuur in Nederland.
Het beeld van de natuur ontstaan uit waarnemingen van de afgelopen vijftig jaar werd gekoesterd. Het was de enige werkelijkheid en zo moest het blijven.
We wisten niet beter dan dat de merel er altijd geweest is. Zo ook de fazant, de Turkse tortel en zo meer. Maar als je ouder wordt weet je maar al te goed dat de werkelijkheid anders is. Daarom moeten we er voor waken dat veel kennis gaat verdwijnen.
Dat bepaalde soorten vogels er niet altijd geweest zijn heb ik zelf nog meegemaakt. De fazant werd ingevoerd door jagers en werd massaal uitgezet in jachtgebieden. De Turkse tortel; eerste broedgeval in 1952, waargenomen in Musselkanaal.
De merel, die je tegenwoordig in elke tuin ziet en naast de stadsduif en de huismus één van de algemeenste vogelsoorten is, was vroeger een schuwe bosvogel. Omstreeks 1820 werd het eerste broedgeval van een merel in de stad gemeld.
De grutto was nog geen weidevogel, maar een vogel van open zeggemoerassen en hoogvenen. Bij het ontstaan van agrarischegraslanden heeft de grutto zich uitstekend ontwikkeld. Hun talrijkheid kreeg pas na 1950 gestalte en werd daarna als normaal beschouwd en zo moest het blijven. Maar in de moerassen en de hoogvenen broedde de grutto in lagere eenheden.
In de oorlogsjaren ( 1940-1945 ) toen ik bij een Achterhoekse boer, een zelfvoorzienend bedrijf, omringd door rogge-, haver-, tarwe- en gerstakkers, werd onder gebracht was de patrijs in de graanvelden een algemene broedvogel. De korenbloem en de bolderik waren eveneens algemene planten.
Eind zestiger jaren woonde ik in Midden-Drente, niet ver van de Dwingelose heide en het Terhorsterzand. Het wemelde er van de korhoenders. Nu helemaal niets meer en het prachtige liedje van de veldleeuwerik, toen eveneens algemeen, hoor je steeds minder.
Staatsbosbeheer probeert met kunst- en vliegwerk de korhoender weer terug te krijgen. Het lijkt een kansloze missie te worden daar de heidevelden als gevolg van een te lage waterstand verdroogd zijn en als biotoop voor de korhoender ongeschikt zijn geworden.
Het Nederlandse natuurbeleid wordt veelal gekenmerkt door een gebrek aan historisch besef. In het denken van de overheid heeft natuurhistorie betrekking op de laatste 30 jaar. Ondanks massale verdwijningen en bedreigingen zijn er voldoende aanknopingspunten voor herstel, doch die worden onvoldoende benut en weggestopt achter economische belangen.
Nog een voorbeeld.
Als je niet weet dat potvissen, grijze walvissen en noordkapers, zoogdieren met een lengte van 12 meter of meer, in de Noordzee hebben gezwommen, dan hoef je daar ook geen rekening mee te houden bij de plaatsing van windmolens. De toename van niet-natuurlijke geluiden onder water is een nieuw en onzichtbaar verschijnsel dat walvispopulaties ondermijnt. Veel dieren die in zee leven zijn in hun voortbestaan afhankelijk van onderlinge communicatie door geluiden. Zowel voedsel zoeken als navigatie zijn alleen mogelijk door middel van akoestische geluiden. Die worden in de laatste vijftig jaar in toenemende mate overstemd door explosies voor zeebodem onderzoek, militair commercieel gebruik van sonar, recreatie en vrachtscheepvaart. Daar is het geluid van de aanleg van windmolenparken nog bij gekomen.
De verwachting is dat omstreeks 2050 26% van het Noordzeeoppervlak met windmolens bedekt zal zijn.
Een ander voorbeeld.
Veel gemeentes staan toe dat grote oppervlaktes landbouwgronden en waardevolle natuurgebieden met zonnepanelen bedekt worden. En dat terwijl immense gebouwen in bedrijvenparken, model schoenendoos voor het grootste deel onbedekt blijven. Het lijkt wel of alles in het kader van de energietransitie geoorloofd is. Dat wordt pas goed duidelijk wanneer je met de trein door het Nederlandse landschap rijdt
De kortzichtigheid van de korte termijnpolitiek viert hoogtij.
Godzijdank zijn er ook lichtpuntjes.
Nieuwe vogelsoorten zoals de zeearend, de oehoe, de grote zilverreiger, de kleine zilverreiger en de koereiger, de kraanvogel, de Cetti’s zanger en de graszanger floreren . De opmars van bepaalde vogelsoorten naar het noorden is te danken aan klimaatverandering. Zo worden er steeds meer bijeneters gezien en ook de hop komt deze kant op.
Toch ziet er niet naar uit dat veel van bovenstaande beleidsontwikkelingen een goede draai ten keer nemen.
Ook het nieuwe regeerakkoord biedt weinig reden tot optimisme.
Wim van Bruggen.
18 juni 2024.
Dagboek mei 2024
18 mei 2024
Aalscholvers
Veertig jaargeleden geleden belde je elkaar op: “Ik heb een aalscholver gezien “. Toen was dat iets heel bijzonders. Hoe heeft het ooit zover kunnen komen, want aalscholvers waren in het verre verleden hier algemeen. Ons landje was ook toen uitermate in trek bij deze soort vanwege het voorhanden zijn van veel visrijk water en moeras.
Visetende vogels zoals aalscholvers- en reigersoorten broeden verspreid over het land in grote kolonies. Bij aalscholvers kunnen die kolonies duizenden nesten omvatten, dicht op elkaar; soms wel meer dan honderd nesten in één boom.
Binnen enkele jaren is zo’n kolonie veranderd in een spookbos, sneeuwwit van kleur, aangetast door de poep.
Zo ver kwam het meestal niet; broedgevallen werden vrijwel onmiddellijk verstoord en verwijderd. Onder vissers en viskwekers staan aalscholvers bekend als geduchte concurrenten. Ze zagen deze vogels het liefst volledig van de aardbodem verdwijnen. Dat was bijna gelukt.
In Midden- Europa was de aalscholver tegen het einde van de negentiende eeuw praktisch uitgeroeid.
De afgelopen tientallen jaren heeft de inmiddels streng beschermde vogel zich wonderwel hersteld. Nu vliegen ze dagelijks over ons huis. Wel is waar keerden de conflicten tussen enerzijds de hengelaars en vissers tegenover de vogelbeschermers weer terug.
Verschillende jachtmethodes .
Veel vogelsoorten zoals jan-van-genten en sterns jagen op vis door vanuit de lucht met de snavel naar voren in het water te duiken. Of met de klauwen naar voren, een tactiek die zee- en visarenden er op na houden.
IJsvogels proberen een visje te verschalken door vanaf een tak met de snavel naar voren te duiken en reigersoorten staan te loeren en slaan bliksumsnel toe zodra er iets binnen hun bereik komt.
Aalscholvers doen het nog weer anders en jagen op vissen onder water.
Een uitstekende visjager.
Een vissende aalscholver start vanuit het water met een korte sprong of met een glijdende beweging en bereikt dan al “trappend” dieptes van een meter of dertig en is daarbij zeer succesvol. Ze worden daarbij geholpen door de spoelvorm van hun lichaam terwijl de poten aan de achterkant van hun lichaam zitten. Aalscholvers staan daarom rechtop en niet horizontaal zoals een eend. Bij het vissen zijn ze niet kieskeurig en pakken wat de pot schaft of dat nou een karper, een vlagzalm of een houting is.
De snavel van een aalscholver heeft aan de voorkant een scherpe haak en is van voren relatief slank, naar de achterkant breed overlopend en voorzien van scherpe groeven om hun prooi stevig vast te kunnen grijpen.
Ze vissen zowel alleen als in groepsverband waarbij een school vissen in een hoek gedreven wordt om vervolgens succesvol te kunnen toeslaan.
Jagende aalscholvers worden nat.
Wat opvalt is dat zwemmende aalscholvers diep in het water liggen in tegenstelling tot op het water drijvende ganzen en eenden. Vaak zie je alleen de hals met een schuin naar boven stekende snavel. Dat komt omdat de botten van aalscholvers compacter zijn dan die van andere vogels en de structuur van het verenkleed zodanig is dat er meer vocht opgenomen wordt.
Eenden besteden veel tijd aan het verdelen van een olieachtige afscheiding uit hun stuitklier over hun vetrenkleed. Ook is de afstand tussen de verenschachten van eend zodanig dat er luchtbelletjes opgesloten blijven als de veren nat worden. Waterdruppels die op een eend vallen rollen als kleine bolletjes van de eend af.
Bij aalscholvers is de afstand tussen de baarden van het verenkleed zo gering dat er water opgezogen wordt, waardoor de opwaartse kracht wordt verminderd. Een voordeel bij het duiken, maar het nadeel is dat je bij het opstijgen uit het water een aanloopje moet nemen en dat het verenkleed na een duik uitgebreid moet worden gedroogd. Vandaar dat je aalscholvers vaak met uitgespreide vleugels op een open plekziet zitten.
Vele soorten aalscholvers
Binnen ons land kun je drie soorten aalscholvers waarnemen. Behalve de gewone aalscholver die we bijna overal zien waar visrijk water in de buurt is, wordt
aan de kust de kuifaalscholver regelmatig waargenomen en met wat geluk zie je daar ook de grote aalscholver die onder meer broedt op de Britse eilanden.
Buiten Nederland zijn er vele andere soorten waaronder de Galapagos-aalscholver die het vermogen om te kunnen vliegen heeft verloren, een eigenschap die bij meer op eilanden levende endemische soorten voorkomt. Dat was ook het geval met de Bering-aalscholver, die helaas is uitgestorven en bij leven nog uitgebreid is beschreven door de natuuronderzoeker Steller ( 1709-1746 ).
Wim van Bruggen.
18 mei 2024.
Dagboek april 2024
18 april 2024
De voordelen van troepvorming bij vogels.
Het is niet waarschijnlijk dat vogels dingen gemeenschappelijk doen als daar geen voordelen aan verbonden zijn.
Troepvorming heeft meerdere belangrijke functies, wat niet alleen voor vogels geldt, maar ook voor vele andere soorten dieren en niet in het minst voor ons mensen.
Sommige vogelsoorten zoals kauwtjes en spreeuwen brengen de nacht door op gemeenschappelijke slaapplaatsen. Voordat de nacht invalt groeperen ze zich in steeds grotere formaties. Bij spreeuwen leidt dat tot een waar spektakel. Menigeen heeft met grote bewondering staan te kijken naar de fascinerende manoeuvres die grote groepen spreeuwen tegen de avondschemering boven het landschap uitvoeren.
Onderzoekers proberen te onderzoeken hoe het mogelijk is dat zulke immens grote groepen die zich als één grote éénheid door het luchtruim bewegen en ondanks onverwachte wendingen, onderling niet met elkaar in botsing komen.
Onderzoekingen met gekooide vogels hebben aangetoond dat een groep van tien individuen een seconde sneller op het verschijnen van een roofvogel reageren dan een vogel in z’n eentje; wat voldoende kan zijn om zich in veiligheid te brengen voor een eventuele belager.
Voor zover we na kunnen gaan treden vlagen van waakzaamheid in groepen vogels gewoonlijk ongecoördineerd op. Toch zijn er vogelsoorten zoals kakatoe’s die wachtposten uitzetten in de bomen, terwijl de rest op de grond aan het foerageren is. Bij dreigend gevaar laten de wachters een waarschuwende roep horen. Het komt voor dat andere soorten vogels hier misbruik van maken door de waarschuwingskreten na de bootsen met als gevolg dat de foeragerende groep verschrikt opvliegt en de bedriegers van dezelfde voedselbron kunnen profiteren.
Foerageren in groepsverband heeft bovendien het voordeel dat vogels langer ongestoord hun kostje kunnen vergaren. Bij tal van vogelsoorten zoals bij spreeuwen, mussen en reigers zie je dat ze minder tijd aan oplettend rondkijken besteden wanneer ze groepsgewijs foerageren dan in hun eentje. Waarschuwingskreten kunnen dan voorkomen dat ze gepakt worden door een aanvaller.
Vogels die in groepsverband leven zijn in staat de rollen om te draaien door de roofvijand na te zitten en weg te jagen. Ook kan een belager door het grote aantal in verwarring raken en vervolgens van een aanval afzien.
Vogelzwermen zullen in de regel hun gelederen sluiten als reactie op een roofvogel om vervolgens in een grillige koers te gaan vliegen in plaats van door snelheid proberen te ontkomen. Zo’n defensieve formatie zorgt er voor dat het voor een roofvogel moeilijker is een slachtoffer te slaan zonder in botsing te komen met andere vogels. Een geringe verwonding kan een roofvogel fataal worden. De beste kans op een veilig maal is het afzonderen van een achterblijver.
Tal van vogelsoorten handhaven het troepverband overdag. Dat is mede afhankelijk van hun dieet. Zaad- en vruchteneters zullen eerder in groepen foerageren dan vogels die van verspreid aanwezige insecten of ander kruipend of vliegend gedierte moeten leven. Insecteneters hebben vaak meer succes door samen te werken bij het opjagen van hun prooi. Aalscholvers zie je vaak in hun eentje hun prooi verschalken, maar ze zijn heel goed in georganiseerd jagen door in formatie een school vissen in een fuik te drijven, waar ze gemakkelijk gepakt kunnen worden.
Wanneer je als vogel hoog boven het landschap vliegt kun je een enorm gebied overzien. Denk aan gieren die op die manier al vrij snel een kadaver ontdekken. En wat dichter bij huis. Raven op de Veluwe die al vliegend het kadaver van een hert, zwijn of moeflon ontdekken en vervolgens met een speciaal gefluit de wolven waarschuwen die ze nodig hebben omdat ze zelf vaak niet in staat zijn het kadaver te openen. Een unieke vorm van samenwerking waarvan de wolven het eerste profiteren en de raven nog even moeten wachten voor het fijnere werk.
Wim van Bruggen, 18 april 2024.
Dagboek maart 2024
12 mrt. 2024
Korstmossen
In de levensboom die zich honderden miljoenen jaren geleden ging vertakken deed zich iets onverwachts voor: er kwamen twee takken tot een nieuwe eenheid, korstmossen.
Bij onderzoek naar korstmossen ontstond er behoefte aan een nieuw woord. De Duitse botanicus Albert Frank gebruikte het woord “symbiose” als eerste in 1877 om het verbond tussen schimmels en algen te beschrijven. Andere biologen namen dit woord over en verbreedden het woord symbiose tot het volledige spectrum van interacties tussen alle mogelijke organismen. Zo zijn korstmossen samenwerkingsverbanden tussen schimmels en algen of cyanobacteriën. De algen zorgen binnen dit geheel voor fotosynthese waarbij suikers en eiwitten worden geproduceerd dat dient als voedsel voor de schimmels, terwijl de schimmels zorgen voor een stevige structuur van het geheel en mineralen plus water kunnen binden.
Later ontdekten wetenschappers meer symbiotische relaties. Zo zag Albert Frank dat schimmels planten helpen om voedingsstoffen uit de grond te halen.
Tal van boomsoorten zijn volledig afhankelijk van schimmels.
Toen er algen werden aangetroffen in koralen, sponzen en groene zeeslakken noemde een onderzoeker ze dierlijke korstmossen. Jaren later werden er virussen in bacteriën aangetroffen; de ontdekker noemde ze “microkorstmossen”.
Het woord korstmossen werd een biologisch begrip.
Korstmossen zijn overal.
Je hoeft maar de deur uit te lopen of je ziet ze op muren, op bomen en daken of waar dan ook.
Loop eens een kerkhof op; diverse steensoorten bieden een ondergrond voor tientallen soorten korstmossen. Ze vallen op door hun rijkdom aan kleuren en vormen. Je treft ze aan in allerlei schakeringen groen en geel en vele soorten lijken op vlekken, op struikjes of op een gewei. Andere soorten hebben camouflagekleuren en komen voor op de ruggen van kevers wat hun overlevingskansen vergroot.
Tevens vormen ze een belangrijke voedselbron voor grazers in noordelijke gebieden zoals rendieren.
Korstmossen als verweerders van gesteenten.
Korstmossen zijn in staat stenen monumenten langzaam maar zeker te slopen.. Bewoners van Paaseiland hebben de korstmossen van de honderden monumentale stenen hoofden af moeten schrobben om verdere afbraak te voorkomen.
De afbraak begint als korstmossen met hun groeikracht gesteenten breken. Vervolgens produceren ze een arsenaal aan krachtige zuren en andere chemische verbindingen die het gesteente oplossen en verteren.Dat verteringsvermogen maakt korstmossen tot een geologische kracht, die het aangezicht van het landschap ingrijpend veranderen.
Maar ze doen meer. Gaan korstmossen dood dan vormen ze het begin van een nieuw ecosysteem. Mede dankzij korstmossen kan de hardste anorganische massa worden opgenomen in het spijsverteringssysteem van levende organismen.. Waar ze ook voorkomen op grafstenen, op granietplateaus of waar dan ook; korstmossen vormen een verbindende schakel tussen leven en dood.
Indicatoren voor verontreinigde lucht.
Veel soorten korstmossen zijn uitermate gevoelig voor verontreinigde lucht. Komen ze voor op boomstammen dan is duidelijk te zien dat zo’n korstmos in een industriële omgeving een nooddruftig bestaan leidt, terwijl dezelfde soorten verderop floreren. Andere soorten lijken onverwoestbaar en overleven ruimtereizen zelfs wanneer ze worden bloot gesteld aan intensieve kosmische straling.
Wim van Bruggen, mrt. 2024.
Dagboek februari 2024
10 febr. 2024
Hoe wapenen vogels zich tegen de kou.
Als je opziet tegen die koude en donkere wintermaanden, zou je die het liefst overslaan of als een ijsbeer in winterslaap gaan.
Des te meer verwonder ik mij over vogels hoe klein ook, ernstige koukunnen trotseren, te meer daar hun lichaamstemperatuur van 42 graden Celsius nog vijf graden hoger is dan die van ons.
Hoewel; Darwin zag op zijn reis met de Beagle dat inheemse Vuurlanders bij een temperatuur van vijf graden in de regen nauwelijks kleren droegen en het kennelijk prima naar hun zin hadden.
Van Marken Lichtenbelt ontdekte in het weefsel van knaagdieren en ook bij de mens bruin vet, een type vet dat warmte genereert. Bij de meeste mensen verdwijnt dit bruine vet na hun babytijd en wordtgaandeweg vervangen wordt door “gewoon” vet. Naarmate mensen meer aan kou worden bloot gesteld krijgen ze meer van dat bruine vet.
Voor zover we weten hebben vogels dat niet, maar beschikken over tal van andere manieren om kou te trotseren.
In het verleden wemelde het op het platte land van dampende mesthopen, die een broeiwarmte uitstraalden waarop vogels in koude wintermaanden graag mochten uitrusten. Nu zoeken vogels vooral in koude nachten de beschutting van holle bomen, schuren, de onderkant van bruggen, nestkasten en andere bouwwerken. Voor extra dekking slapen sommige vogels zoals boomkruipers op een kluitje van tien of meer exemplaren.
Door in koude tijden de veren op te zetten zorgen tal van vogels voor een extra dikke isolerende luchtlaag rondom.
Voor vogelpoten die geheel of gedeeltelijk niet bevederd zijn bestaat een speciaal mechanisme dat wordt aangeduid als het tegenstroomprincipe. Zo kunnen bevriezingsverschijnselen wordenvoorkomen.
In vogelpoten stroomt het warme bloed op terugweg naar het hart zo dicht langs de aders met afgekoeld bloed dat het warme bloed het koude bloed verwarmt. Op die manier blijft veel warmte voor het lichaam behouden. Opvallend is daarbij dat de ader waardoor het bloed terugkeert naar het hart zich meer naar het midden van de poot verplaatst en de bloedvaten zich vernauwen, zodat er nog minder warmte verloren gaat.
Poten bevatten uitsluitend pezen en geen spieren. Ook dat bespaart energie.
Door het verlies aan energie nog meer te beperken kunnen veel vogels heel goed op één poot uitrusten of slapen. Watervogels gaan vaak op het ijs op hun buik liggen en trekken dan hun poten tussen de buikveren.
Kleine vogels zijn extra kwetsbaar in de kou.
Een vogeltje van 40 gram heeft naar verhouding twee maal zoveel lichaamsoppervlakte dan een vogeltje van 80 gram, dat betekent naar verhouding tweemaal zoveel warmteverlies per gewichtseenheid.
Al in de jaren zeventig van de vorige eeuw is bij de matkopaangetoond dat hoewel dit vogeltje de nacht in gaat met ongeveer zeven procent van zijn lichaamsgewicht aan vet. Dat is niet genoeg om zijn lichaamstemperatuur van 42 graden Celsius op peil te houden en de nacht te overleven, ondanks zijn isolerende verenvacht. En toch komen ze de nacht door. Hoe kan dat.
Bij een aantal vogels is dit onderzocht.
Het blijkt dat matkoppen slapend in staat zijn om hun lichaamstemperatuur tot 30 graden te laten dalen. Er ontstaat dan een toestand van onderkoeling waarbij de brandstofconsumptie voldoende beperkt blijft om de nacht ongeschonden door te komen.
Kolibries die op het Amerikaanse continent voorkomen, zijn nog een stuk kleiner dan matkoppen en daarom extra gevoelig voor nachtelijk warmteverlies, zelfs op grote hoogte in de tropen. Deze fraaie vogeltjes kunnen hun lichaamstemperatuur tot onder de 10 graden laten dalen waardoor ze in een staat van verdoving raken en zo een enorme hoeveelheid energie besparen. Ook nachtzwaluwen kunnen dit.
Koolmezen en vinken kunnen dit enigszins door slapend hun lichaamstemperatuur met een graad of vijf te verlagen.
Wim van Bruggen.
Febr. 2024
Dagboek januari 2024.
11 januari 2024.
De schadelijke invloed van vuurwerk op vogels.
Opnieuw was er veel vuurwerkellende tijdens de jaarwisseling. Wat een feest zou moeten zijn is ontaard in een vorm van wetteloosheid waarin alles geoorloofd is en voor talloze mensen is geëindigd in een tragedie. Agenten en hulpverleners werden belaagd met agressie en geweld.
Een meerderheid van de bevolking is voorstander van een landelijk vuurwerkverbod, maar de meeste parlementsleden blijven dat uit angst voor stemmenverlies negeren; in wezen een laffe houding.
De impact van vuurwerk op huisdieren is overbekend. Te midden van de aandacht van de media voor incidenten tijdens de jaarwisseling blijft de schadelijke invloed van vuurwerk voor vogels onderbelicht.
Dank zij moderne technieken krijgen we steeds meer te weten over hoe vogels reageren op vuurwerk. De technologie van weerradars is de laatste jaren aanzienlijk verbeterd. Daardoor kan er veel gedetailleerder worden waargenomen en onderscheid gemaakt worden tussen regenbuien en groepen vogels. Niet onbelangrijk want het regent vaak tijdens de jaarwisseling.
Ook ruimtelijk kunnen we nu beschikken over nieuwe informatie en vergelijkingen maken met uitkomsten van vogeltellingen die worden gecoördineerd door Sovonvogelonderzoek, uitgevoerd door duizenden vrijwlligers.
Inzichten op grond van nieuwe informatie.
Zodra het vuurwerk losbarst gaan miljoenen vogels de lucht in. Niet alleen watervogels. Maar ook bos- en weidevogels kiezen massaal het luchtruim. In de nieuwjaarsnacht zijn er minstens duizend keer zoveel vogels in de lucht dan normaal tot op minimaal tien kilometer afstand van vuurwerk. Dat betekent in een dicht bevolkt land als Nederland bijna overal.
Onderzoekers van de Universiteit van Amsterdam ( UvA ) maken gebruik van weerradar bij onderzoek naar grootschalige verstoringen van vogels en waarschuwen al jaren voor de nadelige gevolgen. Onder meer blijkt dat vogels tot meer dan 45 minuten na de jaarwisseling nog massaal in de lucht zijn.
Onderzoekers uit Wageningen en Texel ontdekten in samenwerking met collega’s uit Duitsland en Denemarken op basis van gegevens verkregen door ganzen uit te rusten met GPS-zenders dat vogels in de nieuwjaarsnacht tot zestien kilometer verder vliegen dan normaal met uitschieters van honderden kilometers. De gevolgen zijn dat er meer tijd verloren gaat bij het zoeken naar voedsel plus een enorm verlies aan energie.
Het tijdschrift Nature besteedde daar eind vorig jaar een artikel aan.
Wat zegt de wet van natuurbescherming hierover.
In die wet staat dat je wilde dieren niet opzettelijk mag verstoren. Bijzo’n grootschalige verstoring van vogels als in de nieuwjaarsnacht is dat duidelijk het geval.
Zou je vuurwerk dan totaal moeten verbieden ? Dat is wel wenselijk maar niet realistisch; het pleit voor een grondige beperking van vuurwerk tot locaties binnen stedelijke centra en onder leiding vandeskundige mensen. Tevens zullen er vuurwerkvrije zones ingesteld moeten worden in de omgeving van belangrijke vogelgebieden zoals de uiterwaarden van onze grote rivieren en de Biesbosch alsmede het Vechtplassengebied plus reservaten als de Onlanden, de Weerribben,de Wieden en het Zuidlaardermeergebied.
Wim van Bruggen
11 januari 2024
Dagboek december 2023
16 dec. 2023
Walvissen.
Er zijn van die natuurverschijnselen die bij elke nieuwe ontdekking mijn bewondering voor natuur alleen maar doen toenemen. Zo ook de walvissen.
Het waarnemen van walvissen is niet iedereen gegeven. Toch is dat ook in ons land heel goed mogelijk. Misschien ben je in het dolfinarium van Harderwijk naar een dolfijnenshow wezen kijken en heb je daar ook nog een orka gezien. Regelmatig spoelen er op onze stranden en in het waddengebied walvissen aan. Meestal zijn dat bruinvissen, de kleinste walvissen; ook wel potvissen en dolfijnen.
Bruinvissen zijn in de Noordzee vrij algemeen; krijgen steeds meer moeite met navigeren als gevolg van scheepvaartgeluiden alsmede de aanwezigheid van boortorens en windmolenparken.
Dank zij onderzoeken met moderne apparatuur komen we steeds meer te weten over deze diergroep die is ontstaan uit zoogdieren die op het land leefden of moet ik zeggen terug keerden naar het water, want leven is in het water ontstaan. Het blijven zoogdieren, daarom moeten ze regelmatig boven het water uit komen om adem te halen. Dat maakt ze extra kwetsbaar voor walvisjagers. Het is noodzakelijk dat deze unieke diergroep blijvend beschermd wordt. Helaas wordt er nog steeds op gejaagd, dat gepaard gaat met een ongekende wreedheid.
Twee groepssoorten.
In het hele evolutieproces ontstonden er plusminus 34 miljoen jaar geleden twee verschillende groepen: walvissen met tanden en walvissen met baleinen ( zie de afbeeldingen ) , elk met kenmerken en gedragingen aangepast aan het leven in zee. Ze leven zowel in arctische- als in tropische wateren en sommige soorten wagen zich zelfs in zoet water. Zo heb ik bruinvissen wel eens in de Noorse fjorden zien zwemmen.
Tandwalvissen.
Er zijn liefst meer dan 70 soorten tandwalvissen waaronder dolfijnen, orka’s, potvissen, narwallen en bruinvissen en het is niet onmogelijk dar er nog nieuwe soorten ontdekt worden. Orka’s zijn eigenlijk ook dolfijnen, maar aanzienlijk groter dan een gemiddelde dolfijn.
Hun tanden zijn driehoekige pinnen waarmee ze vlees van hun prooidieren afsnijden en in hun geheel doorslikken.
Wat deze walvissen delen met vleermuizen, maar onafhankelijk van elkaar hebben ontwikkeld is echolocatie. Daarbij maken ze hoogfrequente klik- en fluitgeluiden om scholen vissen of pijlinktvissen in de vrijwel donkere diepten van de oceaan te verschalken. Potvissen kunnen meer dan een uur onder water blijven en zijn slim. Ze hebben het grootste brein van alle dieren; met hun tien kilo vijf keer groter dan het menselijk brein.
Deel je hun hersenomvang door hun lichaamsafmetingen om een globaal idee van intelligentie te krijgen, dan kan alleen de mens de potvis overtreffen.
Orka’s zijn enorme rovers. In de voormaag van een 7,5 lange orka vond men 13 bruinvissen en 14 zeehonden.
Baleinwalvissen.
Baleinwalvissen hebben enorme afmetingen. Blauwe vinvissen kunnen lengtes bereiken van meer dan 30 meter met een gewicht van 130 ton, dat is evenveel als 30 olifanten of 200 koeien of 1800 mensen . Het zijn de grootste dieren die ooit op aarde geleefd hebben. Ze worden als het ware gedragen door het water. Op het land zouden ze als een plumpudding in elkaar zakken en niet meer kunnen ademen. Ook daarom is het moeilijk om aangestrande walvissen in leven te houden.
Andere baleinsoorten zijn de dwergvinvissen en de bultruggen.
Baleinwalvissen hebben reusachtige koppen en dunne kaken zonder tanden, die zijn vervangen door baleinen, een reeks van dicht naast elkaar geplaatste platen van keratine, hangend vanaf de bovenzijde van hun bek (zie de afbeelding ). Dat stelt ze in staat kleine prooidieren uit het water te filteren.
Al zigzaggend door het water te zwemmen laten ze hun onderkaak zakken en sperren hun bek open tot een gapende kloof en slokken een enorme hoeveelheid zeewater op en met behulp van hun tong- en keelspieren persen ze het water tussen de baleinen door naar buiten waarbij een massa aan plankton achter blijft. Echolocatie is niet nodig; ze hoeven uitsluitend al zwemmend zo nu en dan hun grote bek open en dicht te doen.
“Zien” en communiceren met geluid.
Net als de meeste zeewezens zien walvissen hun wereld door middel van geluid. Onder water heb je meer aan geluid dan aan licht. Op een afstand van 30 meter kun je nauwelijks nog iets zien. Geluid kun je gebruiken om de weg te vinden, om te jagen, om aan roofdieren te ontsnappen en sociale banden met je soortgenoten te onderhouden. Walvissen bedienen zich op drie manieren van geluid.
In de eerste plaats de sociale communicatie door middel van vocalisaties die binnen de grenzen van het menselijk gehoor liggen en die wij ervaren als fluittonen, pulserend gepiep of gegil. Er worden pogingen ondernomen om deze taal te ontcijferen. Zeker is dat ze via deze geluiden hun groepsgenoten kunnen herkennen en informatie kunnen uitwisselen. Elke groep heeft z’n eigen dialect. De verschillen in dialect zijn zodanig dat kenners met enige ervaring de groepen uit elkaar kunnen houden. Orka’s blijven een leven lang als groep bij elkaar.
Potvissen zijn zeer luidruchtig en produceren geluiden van meer dan 200 decibel, voldoende om je trommelvliezen te doen scheuren.
Ten tweede maken tandwalvissen gebruik van reeds bovengenoemde echolocatie
De derde vorm van geluid is het lage ritmische patroon aan klanken die baleinwalvissen produceren. De betekenis daarvan is nog niet duidelijk en wordt verder onderzocht. Waarschijnlijk maken alleen mannetjes deze “muziek”. Mogelijk heeft het te maken met paargedrag. Sommige soorten zingen in het infrasone gebied ( onder de 20 Herz ). Dat van de bultrug is het beste onderzocht Een walvislied kan langer duren dan een half uur en begint tekens opnieuw, soms uren achter elkaar. Al in 1970 verschenen er opnames als muziekalbum
“Songs of the Humpach Wale” en werd meerdere malen met platina bekroond. Het is de best verkochte opname van natuurgeluiden ooit.
Eén van de laatste ontdekkingen is dat er baleinvissen zijn die door middel van infrageluiden contacten met elkaar kunnen onderhoudenop duizenden meters afstand van elkaar.
Wim van Bruggen, dec. 2023.
.
Dagboek November
16 november 2023
Vleermuizen.
Toen ik onlangs een aantal uren doorbracht in het gebouw van Naturalis in Leiden kon ik op de afdeling zoogdieren met moeite een vleermuis vinden en dat terwijl er tot nu toe meer dan 1400 vleermuissoorten zijn ontdekt en vleermuizen bovendien de enige zoogdieren zijn die kunnen vliegen. Wel zijn er zoogdieren die dank zij hun huidvliezen zweefvluchten kunnen maken, zoals de vliegende eekhoorn en vliegende lemuren.
Niet populair in grote delen van West-Europa.
Hoe komen vleermuizen bij ons aan hun bedenkelijke reputatie. Ze leven in grote kolonies in grotten, bunkers, in spouwmuren of onder bruggen ondersteboven aan hun poten, dicht op elkaar waarbij ze hun dierlijke aard verraden door stank en een overvloedige hoeveelheidmest op de bodem. Ook worden ze geassocieerd met slechte voortekens en staan symbool voor vampiers.
De meeste mensen vinden vleermuizen griezelig. Zou dat komen omdat ze zo ondoorgrondelijk zijn. Ze worden misbruikt als symbolen van het kwaad en zijn het meest actief wanneer wij ons te ruste leggen.
Komt het daardoor dat er in een toonaangevend museum zo weinig aandacht aan deze diergroep besteed wordt. Dat lijkt me niet erg voor de hand liggen voor een instelling met een wetenschappelijke reputatie.
Daarentegen staat de vleermuis in China symbool voor geluk en in Indonesië belichamen vleermuizen door hun rol als bestuiver van planten en heilige bomen, de vruchtbaarheid van de bodem.
Uitstekende vliegers.
De vleermuisvleugel bestaat uit een flinterdunne en soepele huid tussen de vingers en flappert op en neer wanneer de krachtige spieren bevestigd aan het borstbeen zich samentrekken.
Het zijn snelle en wendbare vliegers. Al vliegend bereiken ze voedsel- en leefgebieden die voor andere zoogdieren ontoegankelijk zijn.
Dat is dan ook de hoofdreden waarom vleermuissoorten zo divers en talrijk zijn. Veel soorten zijn endemisch. Eén op de vier à vijf levendezoogdieren is een vleermuis. In de tropen leven soms meer dan honderd soorten in hetzelfde ecosysteem. In Nederland hebben we minstens 18 soorten en vinden we nog wel eens meer dan vijf soorten in één gebouw.
Onze vleermuizen zijn veelal insecteneters; in de tropen leven onder meer fruiteters, honingzuigers, viseters en bloedzuigers ( vampiers ). Veel van deze soorten zijn groter dan de onze en slapen ook wel in de open lucht in bomen.
De grotere soorten heb ik ook wel als koopwaar in Sulawesi op de markt gezien; ze worden daar als een lekkernij beschouwd.
De risico’s van massaal samenleven.
De vleermuiskolonies die zich na het nachtelijke foerageren en tijdens de winterslaap terugtrekken in grotten gaan in aantal wel eens de menselijke maat te boven; soms niet minder dan anderhalf miljoen exemplaren in één grot. Het massale samenleven maakt ze gevoelig voor levensbedreigende infecties. Vooral grote kolonies zijn beruchte broedplaatsen van virussen, die ook nog wel eens naar mensen overspringen.
Hun sonar.
Pas in de jaren negentig van de achttiende eeuw ontdekte de Italiaanse priester Lazano Spallanzani dat vleermuizen zich in pikdonkere ruimtes konden oriënteren, ook als ze geblinddoekt werden, maar als hun gehoor werd afgedekt kwamen ze in botsing met obstakels. Vleermuizen “zien” met hun oren.
Het heeft toen nog een eeuw geduurd voordat Donald Griffin op het idee kwam dat vleermuizen luisteren naar de echo’s van ultrageluiden ( geluiden boven de 20.000 Herz ). Dat werd later bevestigd toen er een apparaat werd uitgevonden dat ultrasone geluiden kon omzetten in voor ons waarneembare geluiden. Langzaam maar zeker werd duidelijk dat vleermuizen niet alleen ultrasone geluiden kunnenproduceren, maar tevens de echo’s van hun kreten kunnen detecteren . Beide vaardigheden zijn noodzakelijk om obstakels te kunnen ontwijken en om insecten te verschalken.
Laptops zetten onhoorbare geluiden van vleermuizen om in zichtbare spectogrammen. Die zijn voldoende nauwkeurig om vleermuizen op naam te brengen.
Met behulp van sonar kan een vleermuis insecten van een blad grijpen, zelfs wanneer ze stil zitten en geen geluid maken. Ook als vleermuizen in groepen vliegen kunnen ze de echo’s van hun groepsgenoten onderscheiden.
Zingende vleermuizen.
Onderzoekers hebben tot nu toe met behulp van batdetectors 13 vleermuissoorten op naam gebracht. De meeste zingende vleermuizen zijn mannetjes die hun territorium verdedigen en vrouwtjes verleiden. Onderzoek naar vleermuizenzang bevindt zich nog in een beginstadium en speelt zich volledig af in het ultrasone frequentiebereik. Het eerste spectogram van vleermuizenzang ( te onderscheiden van echolocatie ) verscheen pas in 1997. Veldopnames zijn makkelijker geworden dankzij de uitvinding van een nieuwe generatie lichtgewicht en draagbare digitale opnameapparatuur.Daarnaast maken onderzoekers gebruik van vleermuistags, die minder dan één gram wegen, waarmee vleermuizen makkelijker gevolgd kunnen worden.
Wel blijkt zo langzamerhand dat vleermuisliedjes net zo omvangrijk en ingewikkeld kunnen zijn als vogelzang. Via speciale leerprocessen van dialecten dragen vleermuizen culturele kennis over van de ene gemeenschap naar de andere en van generatie naar generatie.
Nieuwe ontdekkingen.
Zoogdieren klein van gewicht en gering van omvang worden niet oud, vaak nauwelijks ouder dan een jaar. Toch heeft men een aantal vleermuissoorten ontdekt die deze regel loochenstraffen. Zo kan de Brandtsvleermuis ( Myotis branditi ), met een gewicht van vijf gram maar liefst 41 jaar oud worden. Deze soort komt ook in Nederland voor. De vale vleermuis ( Myotis myotis ), ongeveer zeven keer zozwaar, kan 37 jaar oud worden. Van beide soorten is bekend dat hun voortplanting uitgesmeerd is over een uitzonderlijk lang leven, dat leidt tot mechanismen en productie van stoffen die tumoren onderdrukken.
Wim van Bruggen.
15 nov. 2023.
Dagboek oktober
Het uitzonderlijke van uilenoren en het gehoor van zoogdieren en insecten 2023.
Wat is geluid.
Een fluitende vogel, een blaffende hond of een vallende boom produceren golven van druk die uitstralen naar buiten. Die golvenverplaatsen, verdichten en verspreiden zich; bewegingen die plaats vinden in dezelfde richting als de lijn van de golf. Dat noemen wij geluid. Het aantal keren dat de lucht binnen een seconde worden samengeperst en zich weer verspreiden bepaalt de frequentie van het geluid- de toonhoogte en wordt gemeten in Herz ( Hz ). De luidheid wordt gemeten in decibels ( dB ). Het gehoor is het zintuig dat deze bewegingen waarneemt.
Het uilengehoor.
Het oor van een uil heeft dezelfde basisstructuur als dat van ons. Het uitwendige oor vangt de geluidsgolven op; het middenoor versterkt dat door middel van een membraam,het trommelvlies dat gaat trillen. Alleen de buitenoren van een uil zijn niet van die uitwendige flappen. Bij uilen is dat in feite het hele gezicht. De trillingen worden versterktdoor drie aan elkaar gekoppelde botjes, die de trillingen doorgeven aan het binnenoor waar binnen een met vloeistof gevulde buis, het slakkenhuis bewegingsgevoelige haarcellendetecteert, die signalen naar de hersenen sturen.
Een uil heeft een nogal opvallende gezichtsschijf gevormd door stijf en dik op elkaar gepakte veren. Het werkt als een radioschotel die geluiden opvangt en naar de oorgaten stuurt. De oorgaten liggen achter de ogen van de uil, verborgen in het verenkleed.
Een uil is in staat heel nauwkeurig te bepalen uit welke richting het geluid komt.
Maar net als wij kan een uil niet alles horen; alleen geluiden binnen een bepaalde frequentie, tussen de 12 Hz en de 12.000 Hz. Bij mensen is dat tussen de 20Hz en de 20.000 Hz. Geluiden onder de 20 Hz noemen we infrageluiden en boven de 20.000 Hz ultrageluiden.
Het bepalen van de richting waaruit het geluid komt is voor een uil van levensbelang. Bij het bepalen van richting waar uit het geluid komtzijn mensen bijna net zo goed als uilen, maar aanzienlijk slechter in verticale rchting. Hoe kan dat. Onze oren staan op gelijke hoogte zodat geluiden recht voor ons, hoog of laag onze oren gelijktijdig bereiken.
Bij een uil staat het linker oor hoger dan het rechter.
Bekijk je het gezicht van een uil als een klok dan staat het linker oor op twee uur en het rechter op acht uur. Komt het geluid van bovenrecht voor de uil, dan komt het een fractie eerder en luider bij het linker oor dan het rechter. Komt het geluid van beneden dan ishet omgekeerde het geval. Bovendien heeft een uil het voordeel dat hij z’n kop 270 graden kan draaien.
Een laplanduil kan dank zij deze eigenschappen een lemming uit zijn met sneeuw bedekte tunnel plukken door te luisteren naar kauw- en scharrelgeluiden die van onder de grond komen. Dit toont aan hoe belangrijk precisie van het gehoor kan zijn.
Jagen met geluid heeft het nadeel dat een uil ook zelf geluiden maakt. Geluiden dicht bij oren gemaakt kunnen geluiden van ver overstemmen. Daar heeft een uil voorzieningen voor: zachte veren op zijn lichaam en gekartelde randen aan zijn vleugels, wat zijn vlucht vrijwel onmerkbaar stil maakt. Een uil kan een muis goed horen, maar de muis kan hem niet horen aankomen.
Het gehoor van zoogdieren en insecten.
Zoogdieren hebben over het algemeen een goed gehoor en de bouw van zoogdieroren vertonen veel overeenkomsten; altijd twee oren op de kop, wat bij insecten vaak niet het geval is. De eerste insecten waren doof.
Insecten hebben hun oren op de meest onwaarschijnlijke lichaamsdelen. Bij krekels zitten de oren op hun knieën, bij cicaden op de buik, bij pijlstaarten op de mond en muggen horen met hun antennes.
Voor zover we kunnen nagaan hebben haften en libellen geen oren en de meeste kevers evenmin.
Kijk je naar dieren om ons heen en naar dove mensen, dan denk je misschien dat orenonmisbaar zijn maar zo te zien functioneren tal van dieren prima zonder gehoor.
Wim van Bruggen, 16 okt. 2023
Dagboek september 2023
18 sept. 2023
Mijn fascinatie voor schimmels is groot, in het bijzonder voor de veranderingen die ze teweegbrengen. Boomstammen veranderen in aarde, deeg rijst en wordt brood en van de één op de andere dag staan er paddenstoelen, de pronkstukken van de schimmels.
Foto: Wim van Bruggen – Tonderzwam
Zoals fruit aan struiken en bomen slechts een deel van een groter geheel is, zijn paddenstoelen niet veel meer dan vruchtlichamen van schimmels.
Paddenstoelen die zich in het komende jaargetijde het meest
nadrukkelijk manifesteren zijn één van de vele middelen om schimmels te vermeerderen; de overgrote meerderheid van schimmels verspreiden hun sporen zonder paddenstoelen te produceren.
Sporen zijn overal, we ademen ze in en vinden ze tot duizenden meters hoog in de lucht, in het water, in de vacht van dieren, in spijsverteringsorganen etc.
Sporen aangetroffen in wolken kunnen het weer beïnvloeden doordat ze optreden als condensatiekernen en waterdruppels vormen waaruit regen ontstaat of ijskristallen waaruit sneeuw en hagel naar beneden komt.
De meeste schimmelsoorten vormen een infrastructuur bestaande uit zogenaamde hyfen, dat zijn holle buisjes die zich vertakken waarbij een netwerk ontstaat dat we mycelium of zwamvlok noemen. Door deze buisjes die plantenwortels omstrengelen en doorboren worden voedingsstoffen getransporteerd en zo ontstaat een heel ecosysteem, waardoor planten en bomen tevens ondergronds met elkaar in verbinding staan en gegevens kunnen uitwisselen door middel van opgeloste stoffen; onmisbaar voor tal van levensgemeenschappen. Er zijn schimmelsoorten die elektrisch geprikkeld worden en stroom geleiden te vergelijken met impulsen door dierlijke zenuwcellen.
Hyfen vormen tevens de basis van specialistisch weefsel zoals vruchtlichamen in de vorm van paddenstoelen, die niet alleen sporen uitstoten, maar ook geurstoffen. Denk aan truffels die dankzij hun aroma tot het meest kostbare voedsel behoren.
Sommige paddenstoelen zoals de geschubde inktzwammen zijn ondanks hun zachte weefsel in staat om door asfalt heen te breken of basaltbrokken omhoog te tillen.
Tal van dieren zijn voor hun voedsel en het transport daarvan en hun verdediging afhankelijk van schimmels.
Een mooi voorbeeld zien we bij de bladsnijdersmieren. Ze vormen gigantische en complexe kolonies die uit miljoenen mieren bestaan, afhankelijk van een schimmelcultuur opgeslagen in ondergrondse ruimten en gevoerd worden met stukjes blad.
Mensen en schimmels.
Ook ons leven is nauw verweven met schimmelsoorten, zowel in positieve als negatieve zin.
Schimmels kunnen onvoorstelbare schades aanrichten zoals de schimmel Magnaporthe grisea die elk jaar opnieuw hele rijstoogsten verwoest. Door schimmels veroorzaakte boomziekten van de iepenziekte tot kastanjekanker zijn in staat om hele bossen te transformeren in dorre vlaktes.
Niet-duurzame landbouwmethodes verminderen het vermogen van planten om relaties aan te gaan met nuttige schimmels waarmee ze in symbiose leven. Het massale gebruik van schimmelbestrijdingsmiddelen heeft er toe geleid dat er nieuwe schimmelsoorten zijn geëvolueerd die gezondheid van plant en dier ondermijnen. Tientallen amfibiesoorten worden hierdoor in hun bestaan bedreigd.
De bananensoort goed voor 90% van de menselijke consumptie is zodanig aangetast door een schimmelziekte dat ze met uitsterven bedreigd wordt.
Gelukkig is er ook veel positiefs te melden.
Mensen hebben, zo blijkt uit onderzoeken al sinds tienduizenden jaren manieren bedacht dat je met behulp van schimmels problemen kunt oplossen.
Zo ontdekten Neanderthalers dat je een tandvleesabces kunt bestrijden door een penicilline producerende zwam te eten. Mensen uit het stenen tijdperk ontdekten dat je stukjes tonderzwam heel goed kunt gebruiken om vuur te maken.
Egyptische papyrusrollen van 1500 v.Chr. verwijzen naar geneeskrachtige eigenschappen van schimmels.
De Engelse hofbotanicus, John Parkinson beschreef in 1640 het gebruik van schimmels voor behandeling van wonden.
In 1928 ontdekte Alexander Fleming een schimmel die een bacteriedodende stof produceert, penicilline. Het was het eerste antibioticum en betekende een keerpunt in de geneeskunde. Penicilline beschermt schimmels tegen bacteriële infecties en bleek ook mensen te kunnen genezen die tot dan toe ten dode waren opgeschreven.
Schimmels zijn in de geneeskunde breed inzetbaar zoals cholesterolverlagende statines; cyclosporine is een middel om afweersystemen te onderdrukken teneinde orgaantransplantaties mogelijk te maken. Taxol, dat gehaald wordt uit een schimmel die leeft in taxusplanten is een bestrijdingsmiddel tegen kanker.
60% van alle enzymen, toepasbaar in de industrie is afkomstig van schimmels.
Kortom, de mensheid profiteert massaal van het veelzijdige metabolisme van schimmels.
De voorbeelden zijn legio.
Wim van Bruggen.
16 sept. 2023.
Dagboek augustus
18 aug. 2023.
Wat is het nut van vliegen.
Vliegen als een vogel, dat willen we allemaal wel. Zweven boven de bossen, de velden en het water en gebergten moeiteloos oversteken. Grote genieën zoals Leonardo da Vinci bouwden machines in hun verlangen tussen de vogels te kunnen vliegen.
Icarus uit de Griekse mythologie had vleugels van veren en was, bevestigd aan zijn armen. In zijn hoogmoed vloog hij te dicht naar de zon zodat de was smolt en hij ter aarde stortte. In werkelijkheid wordt het steeds kouder als je steeds hoger vliegt. Je weet dat maar al te goed als je in de bergen gewandeld hebt.
Dino: sauriër Foto: Wim van Bruggen
In het evolutieproces is vliegen meerdere malen uitgevonden; vogels, vleermuizen, insecten en pterosauriërs. Ook enkele vissoorten kunnen het.
Maar waar is vliegen eigenlijk goed voor.
Het antwoord op die vraag is in wezen altijd hetzelfde en geldt voor alles wat vliegt: darwinistische natuurlijke selectie ofwel iets concreter: overleving van de meestN aangepaste.
Vliegtuigen zijn ontworpen, wat bij vogels, vleermuizen, insecten, vissen en pterosauriërs nooit zo is. Die kregen hun vorm en/vleugels omdat hun voorouders net iets beter vlogen dan hun rivalen, die daardoor geen voorouders werden. Bij een bezoek aan het Dinopark vind ik te midden van een rijkdom aan indrukwekkende vormen slechts één vliegende dino.
Voor sommige vogels, zoals fazanten is vliegen een dermate grote inspanning dat ze hun lichaam over een korte afstand verheffen, ver genoeg om aan hun belagers te kunnen ontsnappen. Vliegende vissen doen dat door in het water te versnellen om zich vervolgens boven het water te kunnen verheffen om al zwevend aan hun vervolgers te kunnenontsnappen
De betere vliegers proberen door hun hun snelheid en wendbaarheid aan hun belagers te ontkomen. In de loop van het evolutieproces ontstaat er een wapenwedloop in de lucht. Prooien worden sneller om te kunnen ontsnappen en rovers worden op hun beurt ook weer sneller.
De meeste vleermuissoorten vinden hun weg in het donker en gebruiken voor oriëntatie en jacht ultrasone geluidspulsen ( te hoog voor het menselijk gehoor ), die de ruimte rond hunprooi scannen. Een hogere frequentie zal de nauwkeurigheid vergroten. Miljoenen jaren evolutie heeft de echotechniek geperfectioneerd.
Foto: Wim van Bruggen
Tegelijkertijd maakten hun prooien, de motten hun eigen evolutie door. Ze ontwikkelden niet alleen een gehoor afgesteld op ultrasone geluidsimpulsen van krijsende vleermuizen, maar tevens ontwijktechnieken die reageren op het horen van een vleermuis. Daar op reageerden de vleermuizen weer door snellere reflexen en betere vliegtechnieken te ontwikkelen.
Kortom een wapenwedloop die veel doet denken aan luchtgevechten zoals we dat zien in oorlogen tussen jagers en bommenwerpers.
Vogels als ganzen die op de grond foerageren vliegen naar nieuwe weilanden wanneer hun foerageergebied is uitgeput of verstoord.
Gieren en roofvogels kunnen hun vliegvermogen goed benutten door van grote hoogte een uitgestrekt gebied te verkennen teneinde hun prooien op te sporen.
Andere roofvogels als adelaars, haviken en valken zoeken vanaf geringe hoogte levende prooien, waar ze met grote snelheid op af duiken.
Vissende vogels zoals sterntjes, visarenden en ijsvogels verschalken vissen door met grote snelheid in het water te duiken. Groepen jan-van-genten doen dat op wel heel spectaculaire wijze door in groepsverband met grote snelheid vanuit de lucht loodrecht in het water te duiken om een school vissen te verrassen.
Een overbekend voorbeeld is een duikende slechtvalk die met gesloten vleugels en met hulp van de zwaartekracht een enorme snelheid kan ontwikkelen en op die manier zijn prooi van bovenaf kan verrassen.
W aar is vliegen nog meer goed voor.
Minder bekend voor Nederlanders zijn de steile kliffen die uitermate geschikt zijn om te nestelen en te slapen, veilig voor roofdieren als vossen. Een alternatief zou kunnen zijnraamkozijnen en andere steilrandjes van gebouwen. Zo slapen de mussen bij mij in de tuin vaak in de raamkozijnen.
Vliegvermogen maakt het mogelijk om op een snelle manier nestmateriaal en voedsel voor jongen aan te slepen.
Vruchtdragende bomen en vooral fruitdragers zijn makkelijk bereikbaar voor vliegende fruiteters als lijsterachtigen, toekans, papegaaien en grote vleermuissoorten.
Bloemen produceren nectar, de belangrijkste vliegbrandstof voor kolibries, honingvogels, vlinders en bijen.
De meeste insecten vliegen. Zwaluwen, gierzwaluwen, vliegenvangers en kleinere vleermuissoorten zijn ware luchtacrobaten bij het vangen van insecten.
Ook libellen kunnen dat.
Gierzwaluwen hebben zich volledig op insecten ingesteld en vangen ze uitsluitend in de lucht. Eigenlijk doen ze vrijwel alles in de lucht: slapen, foerageren en paren. Ze komen alleen aan land om eieren te leggen en om jongen te verzorgen.
Wim van Bruggen,
16 augustus 2023.
Dagboek juli 2023
16 juli 2023
Hoe gaat het met de Nederlandse bossen.
Er zijn weer flink wat bomen omgevallen tijdens de laatste storm. Meestal was de storm niet de enige oorzaak. Veel bomen in een stedelijke omgeving leiden aan een onderontwikkeld wortelstelsel als gevolg van verstening rond de stam en verontreiniging plus verdroging van de ondergrond.
Ook in tal van bossen is de grond aangetast. Aan stikstof verwante stoffen zijn de grootste boosdoeners. Ze verzuren het milieu zodanig dat de schimmels rond het wortelstelsel van bomen en struiken verdwijnen.
Schimmels waarmee de meeste planten in symbiose leven zorgen er onder meer voor dat bomen water uit de bodem kunnen opnemen. Vooral in tijden van droogte is dat cruciaal.
Vroeger beschouwde men een bos als een verzameling bomen, maar inmiddels breekt het inzicht door dat het bos één grote levensgemeenschap is waarbij alle bomen door een netwerk van schimmeldraden met elkaar in verbinding staan. Het heeft veel weg van de neurale netwerken van onze hersenen.
Bomen mogen dan wel geen hersenen hebben, maar hebben wel hoogontwikkelde systemen om met behulp van chemische stoffen informatie uit te wisselen. Oude bomen kunnen met honderden andere bomen in contact staan. Het is een ecosysteem, waarin alles met alles in verbinding staat. Het zijn inzichten die worden aangeduid als het “Wood Wide Web” .
Schimmelnetwerken zijn zeer gevoelig voor verontreiniging.
Als onze overheid niets of te weinig doet aan verontreiniging van lucht en water zullen er bossen blijvend verdwijnen.
Daarbij is het noodzakelijk een breed publiek te bereiken.
Wat is de huidige staat van onze bossen.
Eens in de vijf jaar vindt er in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit een inventarisatie van de Nederlandse bossen plaats.
Daar uit blijkt dat er steeds meer dood hout in de bossen ligt; een verheugende ontwikkeling. Een gezond bos moet evenveel dood als levend hout bevatten. Het is een vorm van bemesting. Bacteriën, schimmels, insecten en ander kruipend gedierte zorgen voor afbraak van het dode hout, zodat het weer geschikt gemaakt wordt voor opname in de bodem. Dood hout is noodzakelijk om het ecosysteem van onze bossen in stand te houden en een voorwaarde voor een rijk insecten- en vogelleven. Dat bepaalde bossen hierdoor rijker zijn geworden blijkt onder meer uit het feit dat een vogelsoort als de middelste bonte specht, die vrijwel verdwenen was vooral in de oudere bossen weer helemaal terug is, ook in het Engelse Werk. Dat geldt ook voor het vliegend hert.
Tevens blijkt dat de bossen opener worden, hetgeen betekent meer ruimte voor de struiklaag en tevens blijkt dat de variatie van soorten is toegenomen. Een goede ontwikkeling daar gemengde bossen beter bestand zijn tegen klimaatverandering.
De meest voorkomende soort is nog altijd de naaldboom, maar wordt steeds meer vervangen door loofboomsoorten. Positieve ontwikkelingen dus.
Wat zorg baart is dat de oppervlakte bos in Nederland voor de tweede periode op rij is afgenomen. Dat is opvallend daar het ministerie in november 2020 aankondigde dat het Nederlandse bos in 2030 met 37000 ha. moet zijn uitgebreid in de strijd tegen de klimaatverandering.
Wil je volop genieten van een mooie bosrijke omgeving bezoek dan het circa 30ha. grote bos van landgoed Windesheim. Een bos met veel variatie, monumentale bomen en rijk versierde boogbruggen zonder steunpunten om de zichtlijnen in stand te houden, die uitzicht bieden over prachtige waterpartijen.
Het bos maakt onderdeel uit van het park rondom de buitenplaats. Een park van algemeen belang vanwege haar ouderdom, rijke historie en hoge kwaliteit en deel uit maakt van de ecologische hoofdstructuur. De bomen wortelen voor een groot deel in vruchtbare rivierklei en worden vaak groter dan waar ook in Nederland.
Wim van Bruggen
Dagboek juni 2023.
15 juni 2023
Boomkikkers
Elke zomer ga ik een aantal dagen fietsen in de Achterhoek waar ik een groot deel van mijn jeugd woonachtig was.
Deze keer gaat het naar het dorp Neede. Samen met mijn broer werd ik daar tijdens de Tweede Wereldoorlog noodgedwongen ondergebracht bij twee verschillende boeren. Het was een tijd om nooit te vergeten. Nog steeds wonen in die boerderijen de nazaten van de mensen die ons toen verzorgd hebben. Elk jaar vereer ik ze nog met een bezoek.
Neede is gezegend met een prachtige omgeving met als hoogtepunt het Needse Achterveld, een natuurgebied met rijke kruidenvegetaties, bosjes afgewisseld met moerassen en heidevelden.
Daar heb ik een plekje ontdekt waar ik altijd even ga kijken omdat de boomkikker er nog voorkomt: een bedreigde soort.
Foto: Wim van Bruggen
De boomkikker stelt hoge eisen aan zijn leefgebied, dat bestaat uit zonnig gelegen zoom- en mantelvegetaties van meerjarige kruiden en braamstruwelen waar ze op insecten jagen. Eiklompjes worden afgezet op een diepte van 10 centimeter in visvrije wateren met een goed ontwikkelde oever- en watervegetatie.
Dank zij natuurherstel en nieuw ontwikkelde natuur is deze soort weer enigszins opgekrabbeld. Toch zijn er nog weinig plekken waar je dit kleine, charmante, heldergroene kikkertje kunt bewonderen.
Wat er zo bijzonder aan deze kikkertjes is dat ze dank zij het bezit van hechtschijfjes aan hun tenen uitstekende klimmers zijn.
Gecamoufleerd door hun groene kleur zitten ze veelal te zonnen op bladeren. De witachtige buikzijde zorgt er voor zat ze ook van onderen goed gedekt zijn.
Gaan ze kopje onder dan ademen ze niet door hun longen maar zijn ze dank zij hun dunne huid in staat de benodigde zuurstof rechtstreeks uit het water te halen.
Foto: Wim van Bruggen
Mannetjes hebben één grote kwaakblaas onder de kin, alleen zichtbaar als er gekwaakt wordt. Hun roep is vanaf half april te horen op warme avonden en is het beste te omschrijven als “kè-kè-kè-kè-kè”.
Omdat boomkikkers gemiddeld vijf jaar oud worden en in het derde levensjaar voor het eerst deelnemen aan de voortplanting betekent dat ze slechts één tot drie jaar deelnemen aan de voortplanting.
Buiten de voortplantingstijd leven ze op het land, ook in de winter.
Wim van Bruggen, 15 juni 2023.
Dagboek mei 2023
16 mei 2023
De natuur als uitvinder.
Als we het over vernuft hebben, denken
we meestal aan menselijk vernuft. In de levende natuur wordt er eveneens gesproken over vernuft , die bestaat uit biologische organen en biologische processen. De natuur is de uitvinder van de mens en daarmee in wezen verantwoordelijk voor alle uitvindingen. We hebben het hier over oplossingen voor verdedigen, pompen, isoleren, waarnemen, repareren en zo meer. Er zijn zelfs kever- en mierensoorten die explosies kunnen opwekken.
Wat verstaat men onder bionica.
Bionica is de wetenschap die biologische technieken gebruikt als bron van conventionele ideeën voor onze technieken. Het woord bionica is een samentrekking van bios (=leven) en technica (=techniek).
De natuur is al bijna 4 miljard jaar aan het experimenteren waarbij duurzaamheid voorop staat.
Salmonellabacteriemotor – getekend door Wim van Bruggen
De komende generaties staan voor enorme uitdagingen. Duurzaamheid speelt daarbij een belangrijke rol.
Hier volgen een aantal uitvindingen geïnspireerd door de natuur.
Het wiel aangedreven door een motor
Het wiel zoals wij dat kennen onder een auto, heeft de natuur nooit uitgevonden.
De wielen van een auto zijn bevestigd aan een as. De as drijft een wiel aan en wordt zelf aangedreven door een motor. Dat principe bestaat wèl in de natuur.
Het is pas laat ontdekt omdat het hele mechanisme microscopisch klein is. Zou Antoni van Leeuwenhoek het ooit gezien hebben of was het wachten op een betere microscoop. Salmonellabacteriën hebben zweepstaarten met behulp waarvan ze zich voortbewegen. Zweepstaarten zijn soorten haren, een fractie dunner dan een mensenhaar en zijn schroefvormig. Die haartjes zijn verbonden met ronddraaiende assen, aangedreven door een minimotor, dat waterstofionen als brandstof gebruikt ( kijk naar de tekening ). Het asje met de daaraan verbonden zweepstaart kan 1000 toeren per minuut maken en zonder zweepstaart zelfs 17.000. De beweging van de zweepstaart stuwt de bacterie voort.
De ( grote ) klis als inspiratiebron.
Iedereen heeft tegenwoordig wel een stuk bionica in huis. Eén van de bekendste nabootsingen van de natuur is klittenband. Het is voor het eerst toegepast bij de NASA in de ruimtevaart en toepasbaar gemaakt door de Zwitserse ingenieur George de Mestral. Na een wandeling in de Alpen trof hij bij thuiskomst diverse klitten aan op zijn kleding en op de vacht van zijn hond. Klitten zijn zaden van de grote klis.. De zaden zijn zodanig gebouwd, dat ze zich gemakkelijk vasthechten aan langs lopende dieren en zich op deze wijze verspreiden.
De Mestral was onder de indruk van de vasthoudendheid van de klitten en toen hij de zaden met de microscoop bestudeerde zag hij t ook vele haakjes heel gemakkelijk pluizige dingen vastgrijpen.
Dat bracht hem op het idee een vergelijkbaar systeem om materialen van een bepaalde structuur met elkaar te verbinden en weer los te maken; een soort ritsloze rits.
Het idee kreeg hij in 1941, toen waren de benodigde synthetische materialen, zoals nylon nog maar net ontwikkeld. Het heeft toen nog tien jaar geduurd voor dat er een commerciéel fabricageproces was ontwikkeld met geschikte materialen.
De ruimtevaart die niet modegevoelig is, heeft als eerste klittenband toepasbaar gemaakt. Na verbetering van dit nieuwe systeem volgde de rest van de wereld, inclusief de kledingindustrie.
Meerdere voorbeelden zijn er legio. Denk aan de stroomlijn van een vliegtuig in navolging van een walvis of een vogel, of de voorkant van een hoge snelheidstrein in navolging van de snavelvorm van de ijsvogel om de luchtstuwing op te vangen bij het ingaan van een tunnel.
Wil je hier meer over weten, lees dan het in 1915 verschenenboek: “De natuur als uitvinder” van Ylva Poelman.
Wim van Bruggen
16 mei 2023
Dagboek april 2023
16 april 2023
Dreigt de veldleeuwerik uit te sterven ?
Op onze tochten door het open weidse land missen we steeds meer het liedje van de veldleeuwerik. Zwijgend vliegt hij tegen de wind in omhoog tot een hoogte van wel 100 meter om vervolgens met een reeks prachtige riedels langzaam af te dalen en met een snelle duik te landen.
Zijn roep bestaat uit een rinkelend “chirupp” en een paar dunne fluittonen.
Het is de klassieke zangvogel van het weidse open land: bruin gestreept, iets groter dan een mus, met een strakke, stompe kuif en hoekige vleugels met een witte achter rand, ook aan de brede randen van zijn zwarte staart.
Een groot aantal componisten heeft zich door de zang van de veldleeuwerik laten inspireren.
Als je met gesloten ogen naar Lerchenkquartett van Franz Jozeph Hayden luistert, hoor je hoe de viool de leeuwerik tot hoog uit de lucht doet afdalen.
In Lerchengesang, opus 48 nr.4 hoor je hoe Felix Mendelssohn een vierstemmig lied componeerde om de lente, de herfst, de bloemen en de leeuwerik te eren. Het lied klinkt fris en blij, waarbij het getierelier van de leeuwerik permanent klinkt.
Honderd jaar geleden waren de leeuweriken zeer talrijk. In streken waar ze nu schaars zijn werden ze in enorme aantallen gevangen en als lekkernij op de markt aangeboden. Op de Londense markt werden er per seizoen meer dan 400.000 verkocht.
Soms lijkt het er wel op of in de vogelwereld de kleintjes plaats moeten maken voor de groten. Terwijl de kuifleeuweriken praktisch zijn verdwenen en ik steeds minder nachtegalen hoor zingen en het liedje van de zanglijster sinds vorig jaar in onze wijk niet meer klinkt en er geen zomertortel meer te bekennen is, wemelt het langs de IJsel van de ooievaars, in één bos zelfs meer dan tien broedgevallen. In de weilanden zie je tegenwoordig ganzen in plaats van kieviten en grutto’s.
Zag je vroeger zeearenden voornamelijk in trektijd, nu zijn er in Nederland tientallen broedgevallen en voor de eerste keer sinds mensenheugenis is er een broedpoging binnen de gemeente Zwolle. Ook de oehoe, de visarend en de rode wouw zijn zekere broedvogelsterwijl de slangenarend zich al enige tijd in Nederland probeert te vestigen.
De veldleeuwerik kunnen we beschouwen als een belangrijke indicatie van de biodiversiteit die bij ons zwaar onder druk staat.De diversiteit van leven is van belang voor de kwaliteit van lucht, water en bodem; kortom van levensbelang.
Maar laat ik niet te pessimistisch zijn. Wereldwijd zijn “Important Bird and Biodiversity” aangewezen voor een gebied dat 9% van het aardoppervlak omspant. Nederland kent 106 van die gebieden.Natuurbehoud toont in een aantal van die gebieden aantoonbaar herstel van biodiversiteit mede dank zij de enorme veerkracht van de natuur.
We moeten niet vàn de natuur, maar mèt de natuur leren leven. Als we dat uitgangspunt serieus nemen kunnen we de dalende diversiteitscurve ombuigen en er voor zorgen dat ons nageslacht opnieuw kan genieten van de fluwelen zang van de velleeuwerik.
Wim van Bruggen – april 2023.
Dagboek maart 2023
De ernstige bedreiging van natuur en landschap door neerslag van stikstof.
Het stikstofprobleem is dermate groot dat er zelfs een speciale minister voor is aangetrokken en voor een aantal politieke partijen is het een prominent item nu verkiezingen aanstaande zijn.
Wat bedoelen ze met stikstof.
Met stikstof op zich is niks mis mee; bijna 80% van de lucht bestaat er uit. De boosdoeners zijn de stikstofverbindingen zoals NH3 ( ammoniak ) dat voornamelijk afkomstig is van de landbouw en NOx ( stikstofoxiden ) vooral afkomstig van verkeer en industrie.
Stikstofuitschot komt voor een groot deel voor rekening van het vliegverkeer. In de officiële cijfers telt stikstofdepositie boven de 914 meter niet mee. Dit vreemde besluit ontgaat mij want op de duur komt al die ongerechtigheid naar beneden.
De landbouw is voor het grootste deel verantwoordelijk voor ammoniakuitstoot, waarvan het rundvee het meeste produceert.
De stikstofdepositie was vanaf 1990 tot 1910 dalende, maar sinds de afschaffing van het melkquotum nauwelijks meer.
De opname van stikstofverbindingen in natuurgebieden is vaak boven de norm. Als het niet lukt om natura2000-gebieden in goede staat te houden en daar de toestand verder verslechtert is herstel niet meer mogelijk. Daarom is uitstel van geplande
maatregelen geen optie meer.
Aanvullende informatie en nieuwe inzichten.
In kunstmest zit ammonium ( NH4+ ) en kan worden opgenomen door planten. Maar als er te veel wordt uitgestrooid zal niet alle ammonium worden op genomen. Bodembacteriën zetten ammonium om in nitraat dat uitspoelt naar grond- en bodemwater. Nitraat maakt bodemwater ongeschikt als drinkwaterbron en stimuleert algengroei en het oppervlaktewater raakt bedekt met een film van algen zodat lichtinval beperkt wordt waardoor planten afsterven en vissen verdwijnen door gebrek aan zuurstof.
Helaas is het nitraatgehalte in uitspoelend water sinds 2018 weer gestegen.
Wanneer we onze blik naar beneden richten zien we wat voor onheil stikstofdepositie aanricht onder de grond.
Omdat het proces van afbraak vaak tergend langzaam gaat en veel bossen er nog wel aardig uitzien kunnen politici en andere belanghebbenden als het hun te pas komt allerlei onzin uitkramen zoals; “De natuur staat er nog goed bij” waar maken we ons druk over.
Wat is er in werkelijkheid aan de hand.
Onder de grond is er een essentiële schakel in het ecosysteem: dat is het gigantische netwerk dat er voor zorgt dat bomen en kruiden voldoende voedsel krijgen. Daarover is zelfs onder biologen weinig of niets bekend. Dat netwerk heet officieel mycelium, een geheel van ragfijne schimmeldraden, mycorhizaschimmels geheten. De vruchtlichamen daar van kennen we allemaal omdat ze boven de grond als paddenstoelen tevoorschijn komen.
Pas de laatste tientallen jaren begonnen wetenschappers zich te verdiepen in de complexe werking van dit ondergrondse netwerk.
Planten onderhouden met schimmels een soort ruilhandel.
Schimmels zijn niet in staat tot fotosynthese waarbij energie uit zonlicht wordt gebruikt waarbij kooldioxide uit de lucht wordt omgezet in glucose en zuurstof vrij komt. De schimmels krijgen vanuit de wortels van planten en bomen de benodigde groeistoffen aangeleverd.
Via het verfijnde vlechtwerk om wortels die daar soms ook mee doorgroeid zijn, kunnen planten hun benodigde stoffen opgelost in grondwater naar boven halen. Staat het grondwater te laag , wat heel vaak het geval is dan hebben we een extra probleem want ten gevolge van stikstofdepositie zullen schimmels massaal afsterven.
Dank zij dit netwerk kunnen bomen met elkaar communiceren en kunnen we een bos beschouwen als één grote gemeenschap.
Zowel bij onderzoekers als het brede publiek groeit de interesse voor ondergrondse netwerken.
Wil je daar meer over weten, lees dan het buitengewoon interessante boek:
“Verweven leven”, de verborgen wereld van schimmels van de Engelse mycoloog Merlin Sheldrake.
Wim van Bruggen, 12 maart 2023
Dagboek februari 2023
16 februari 2023
Wilson en zijn vrienden, de mieren.
Insecten kunnen je een leven lang fascineren. ; dat geldt niet in het minst voor de mieren.
Edward O. Wilson (1929 – 2021) , was één van de meest prominente bewonderaars van deze insectenfamilies met een onverzadigbare interesse in wetenschappelijke vraagstukken. Hij overleed ruim een jaar geleden op 92-jarige leeftijd. Hij was emeritus hoogleraar entomologie en evolutiebiologie aan de Harvarduniversiteit.
Wilson publiceerde in 1951 al het monumentale boek Sociobiology, een synthese van bijna alles wat er op evolutionair-ecologisch gebied bekend was over sociaal gedrag van dieren.
Al jong was Wilson mierenexpert; hij werd één van de belangrijkste. Wat hij daarbij uitstekend gebruiken kon was een heel goed linker oog; het rechter oog had hij verloren tijdens een ongelukkig visincident, waarbij de vlijmscherpe stekel van een zeebrasem zich in zijn oog had geboord.
Door deze beperking raakte hij aangewezen op het bestuderen van kleine dieren zoals insecten.
Drie groepen mieren.
Kijk je naar een mierenhoop dan lijken al die mieren kriskras door elkaar te lopen. Toch blijkt alles tot in de puntjes geregeld. Er is genoeg te eten voor iedereen, de gangen worden schoon gehouden, de larven worden verzorgd en elke mier weet precies wat hij doen moet.
Er bestaan drie groepen mieren. De mieren uit de eerste groep verzorgen het broed in de kraamkamers van het nest. De tweede groep, dat zijn de schoonmakers, die brengen etensresten en andere troep naar de afhaalhoop buiten het nest. De derde groep gaat op zoek naar voedsel.
We noemen deze groepen de verzorgers, de schoonmakers en de verzamelaars. Alle mieren in een werkgroep zijn leeftijdgenoten, dat betekent dat je als mier na zekere tijd in een andere groep terecht komt. De schoonmakers zijn het jongst en de verzamelaars het oudst.
Mieren zijn er al 150 miljoen jaar en er zijn duizenden soorten. Nog steeds worden er nieuwe soorten ontdekt.
Ze blijven mij verbazen. Ik zal mij beperken tot een paar voorbeelden. Mogelijk later meer.
Niet alleen mensen voeren oorlog.
Ook bij andere sociale diersoorten zoals chimpansees, wolven, hyena’s komt dit voor; ja zelfs zijn er mierensoorten waar dodelijke gevechten tussen groepen plaats vinden. Soorten die daartoe in staat zijn onderscheiden zich van soorten die dat niet doen door sterke concurrentie om bestaansbronnen plus het leven in groepen van wisselende grootte, waardoor grotere groepen soms kleinere groepen aanvallen en vernietigen.
Exploderende mieren.
In Kalimantan is een mierensoort ontdekt die er in eerste instantie niet bedreigend uitziet, maar voelt deze soort zich bedreigd dan richt hij zijn achterkant op de aanvaller en spant zijn spieren zo hard aan dat zijn lichaam ontploft. Zijn tegenstander wordt daarbij met een giftige stof besproeid.
De aanvaller overleeft dit natuurlijk niet. Inmiddels zijn er meer soorten ontdekt die gebruik maken van deze verdediging. Trouwens een honingbij moet zijn aanval ook met de dood bekopen doordat de angel, die voorzien is van weerhaakjes bij een steek uit zijn lichaam wordt gerukt.
Steeds worden er nieuwe ontdekkingen gedaan.
In een mierennest zorgt de koningin voor nageslacht in de vorm van eitjes. De koningin wordt tijdens de bruidsvlucht bevrucht door verschillende mannetjes zodat het nageslacht genetisch gevarieerd is. Maar er zijn uitzonderingen.
Een leven zonder seks.
Bij mieren kan het. In het Amazonegebied is een mierenvolk ontdekt dat uitsluitend bestaat uit vrouwtjes. De koningin plant zich voort door zich te klonen en produceert alleen steriele werksters en onvruchtbare prinsessen.
De onderzoekers van deze soort (Mycocepurus simithii) onderzochten het gedrag van de mieren in Panama en ontdekten dat mannetjes in de kolonie ontbraken, ook in meer dan honderd andere nesten was dat het geval.
De onderhavige soort ondervindt grote wetenschappelijke belangstelling doordat hij leeft van schimmels die zij in tuinen cultiveren en bemesten met insectenpoep. De gebruikte schimmel is overigens eveneens seksloos.
De dochtermieren zijn genetisch identiek aan hun moeder en de geslachtsorganen van de mierenkoninginnen functioneren niet meer.
Ongeslachtelijke voortplanting komt wel meer voor bij mierensoorten, maar de M.smithii-mier kan niet anders.
Is ongeslachtelijk voortplanting nadelig ?
De algemene veronderstelling is dat ongeslachtelijk voortplanting een soort te gronde richtomdat ze zich niet kunnen aanpassen aan veranderende omstandigheden. Hoe kan het dan dat deze mierensoort haar leefgebied heeft uitgebreid van Mexico tot Argentinië.
Onderzoekers vermoeden dat deze mieren voor variatie zorgen door op gezette tijden over te schakelen op andere schimmelsoorten, waardoor ze bestand zijn tegen veranderingen in hun omgeving.
Wim van Bruggen.
Dagboek januari 2023.
16 januari 2023
De scheppingskracht van hout.
Gebouwen, meubels, klompen, sieraden, sculpturen, het kan allemaal van hout gemaakt worden. Maar het mooiste dat de mens ooit van hout gemaakt heeft zijn strijkinstrumenten.
Uitblinkers.
Een uitblinker in het bouwen van strijkinstrumenten was Antonio Stradivari ( 1644-1737 ), de man die er in slaagde hout te transponeren tot hemelse klanken. Hij behoorde tot de beste vioolbouwers van Cremona ( Noord-Italië ), waar een vioolbouwerschool gevestigd was en waar vakmensen door de kwaliteit van de gebouwde instrumenten tot grote hoogten wisten te brengen. Behalve violen bouwden ze ook cello’s en gitaren.
Er werkten daar meer uitstekende vioolbouwers, waaronder NicolòAmati ( 1596-1684 ) en Giuseppe Guarneri.
Hoe oordelen de bespelers.
Musici die het voorrecht hadden om een Stradivariusviool te mogen bespelen zijn zonder uitzondering vol lof. De klanken zijn voller en krachtiger, de afzonderlijke noten duidelijker, Lage en hoge tonen komen met een uitzonderlijke helderheid van de strijkstok. Het zijn allemaal uitingen in de overtreffende trap.
Musici die het voorrecht hadden om een Stradivariusviool te mogen bespelen zijn zonder uitzondering vol lof. De klanken zijn voller en krachtiger, de afzonderlijke noten duidelijker, Lage en hoge tonen komen met een uitzonderlijke helderheid van de strijkstok. Het zijn allemaal uitingen in de overtreffende trap.
Stradivariusviolen als echte individuen.
Stradivariusviolen die bewaard zijn gebleven, naar schatting 500, zijn veelal onbereikbaar en/of onbetaalbaar. Sommige eigenaars geven hun instrumenten in bruikleen en vinden het prachtig wanneer ze door beroemde violisten bespeeld worden. Tal van deze instrumenten zijn zo beroemd en dragen zoveel geschiedenis met zich mee dat ze bekend zijn geworden onder een eigen naam.
Violen als de Messiah en Lady Anne Blunt ( kleindochter van lord Byron ), behoren tot de best geconserveerde. Vaak worden ze vernoemd naar voormalige bespelers of eigenaren.
Stradivarius bouwde ook cello’s, zoals de Duport genoemd naar de cellist Jean -Pierre Duport.
Janine Jansen heeft een Stradivarius in bruikleen, de “RIvas-Baron Gutman”. Ze werd bovendien in de gelegenheid gesteld om op 12 verschillende Stradivariusviolen te spelen. Het resultaat daarvan is uitgebracht op het album “12 Stradivari”.
Een andere bekende Nederlandse violiste Simone Lamsma bespeeld ook een Stradivarius genaamd “Mynarski” uit 1718. Er is eenschilderij van de schilder Van der Velde geveild om de aankoop van deze viool te kunnen financieren.
Iemand die mogelijk instrumenten met dezelfde kracht en betovering bouwde was Guarneri del Gesù. Hij bouwde de beroemde viool “Twee Connone” die werd bespeeld door Paganinis.
Er wordt beweerd dat het onmogelijk zou zijn om de kwaliteit van bovengenoemde instrumenten te evenaren, laat staan te overtreffen.
Laten we niet vergeten dat er in de loop der jaren een mythevorming heeft plaats gevonden rond Stradivarius met alle gevolgen van dien. Nog steeds worden er goede en tevens betaalbare violen gebouwd.
Wat is het geheim van een Stradivariusviool en aanverwante creaties.
Daar is ijverig naar gezocht. Dat blijft onduidelijk ondanks grondige analyses ten aanzien van bouwtechnieken, kwaliteit en behandeling van het hout en het gebruik van lijmsoorten en vernissen.
Wat zeker is dat je een Stradivariuswaardige viool alleen kunt bouwen met hout van de fijnspar ( Picca abies )., al zijn er meer houtsoorten die worden gebruikt zoals esdoornhout voor het onderblad en de zijwanden en ebbenhout of palissanderhout en bukshout voor de hals.
De kwaliteit van het instrument wordt in de eerste plaats bepaald door de klankbodem, het bovenblad.
De beste fijnspar is de fijnspar die het zogenaamde resonantiehout levert. Dat hout is uiterst zeldzaam.
We weten dat Stradivarius werkte met hout afkomstig uit de bossen van Paneveggio in Trentino.
Wat maakt de fijnspar zo bijzonder.
Volgens de vioolbouwers is dat de uitstekende klankgeleiding die te danken is aan de praktisch onzichtbaar kleine harskanaaltjes die in de lengterichting van de stam lopen. Wordt het hout op de juiste manier gedroogd dan blijven die holle kanaaltjes intact, zodat binnenin de lucht kan resoneren, zoals dat ook het geval is in orgelpijpjes. Daarom moet het hout langdurig drogen zodat het hars tegen de wanden van de kanaaltjes kan uitkristalliseren.
Het benodigde hout komt van bomen met een diameter van tenminste 60 cm; een dikte die pas na 100 à 200 jaar bereikt wordt. Dichtheid en homogeniteit van het hout zijn zowel voor de klankoverdracht en de enorme mechanische belasting vereist is. Daarbij moet je bedenken dat de klankbodem, het bovenblad van de viool slechts een paar millimeter dik is.
Bomen die aan bovenstaande eisen voldoen moeten onderhevig zijn aan een trage groei, de stam moet recht zijn en geen onregelmatigheden vertonen.
Verder moet de boom in de winter gekapt worden. In de periode dat suiker in het hout is omgezet in zetmeel, dat maakt het hout steviger.
Waar staan die bomen.
De meest geschikte sparren gedijen alleen in een constant milieu dat niet bevorderlijk is voor een snelle groei. Bij een trage groei zitten de jaarringen dicht op elkaar hetgeen gunstig is voor de homogeniteit van het hout. Zulke bomen staan wat hoger in de bergen waar het niet te warm is en het liefst aan de schaduwkant van de berg.
Nadat de boom gekapt is wordt hij in de lengterichting in vier “kwartieren” gezaagd en daarna in planken.
Stradivarius bouwde veertien violen en altviolen uit één fijnspar.
De Kleine ijstijd.
Het zou wel eens kunnen zijn dat de bijzondere kwaliteit van een Stradivarius viool mede te danken is aan de uitzonderlijk trage groei van de sparren in de
“Kleine IJstijd”. In de tijd van 1350 tot 1850 beleefde Europa een koude periode ten gevolge van weinig zonneactiviteit. Vooral in de 17-de eeuw duurden de winters ook in Nederland soms wel tot in juni en werd het geen zomer. Tienduizenden mensen verhongerden als gevolg van mislukte oogsten.
Vioolbouwers die niet kunnen beschikken over fijnsparrenhout kunnen hun toevlucht nemen tot esdoornhout. Ook van dat hout kan een goede viool gebouwd worden. De meest geschikte esdoorns worden gevonden in de bergen van Bosnië. Helaas staan die bomen in een gebied met onopgeruimde landmijnen.
Ik kan me voorstellen dat de meeste violisten het liefst beschikken over een kwaliteitsviool die van hun zelf is.
Wim van Bruggen.
16 Jan. 2023.
December 2023
Dagboek december 2022
12 december 2022
Bomen zitten vol historie.
De laatste jaren ben ik druk bezig geweest met nadenken en schrijven over klimaatverandering. Jaar na jaar zien we de rampzalige invloed die gebruik van fossiele brandstoffen en de uitstoot van methaangas plus aan stikstof gebonden stoffen daarop uitoefent.
Steeds meer ondervinden we de gevolgen van een wereldwijde door de mens veroorzaakte klimaatverandering voor de samenleving ( hittegolven, orkanen )
en voor ecosystemen ( bosbranden, verdwijnen van gletsjers ).
Er wordt veel te weinig gedaan aan vermindering van CO2-uitstoot en aan het verzachten van de kwaadaardige effecten van door de mens veroorzaakteklimaatverandering.
Klimaatverandering is van alle tijden, maar nu gaat het met ongekende snelheid. Heel vaak hoor je mensen zeggen: “Het valt allemaal wel mee; als je om je heen kijkt zie je er nog weinig van”.
Ik wil iets vertellen over hoe klimaatverandering is verweven is met onze natuurlijke omgeving en hoe je dat kunt terugvinden in de structuur van bomen in het bijzonder in jaarringen die je met het blote oog kunt waarnemen. Het is een wetenschapsgebied dat dendrochronologie wordt genoemd, dat een netwerk van jaarringgegevens heeft opgeleverd en nog steeds wordt uitgebreid.
Dendrochronologie als spiegel van klimaatverandering.
Bekend is dat bomen zowel in de lengte als in de dikte groeien. In de lente en de voorzomergroeien ze harder dan in de rest van het jaar.Sommige loofboomsoorten zoals de eiken vormen in het vroeghout grotere houtvatenmet dikkere wanden dan het laathout. Zoontstaan mede door kleurverschillen duidelijke jaarringen en prachtig ringpotig hout.
Om de patronen van jaarringen in beeld te brengen wordt gebruik gemaakt van een handboor ( de presslerboor ), waarmee cilindervormige stukjes hout van een paar millimeter doorsnee uit boom of balk kan worden geboord zonder het monster te beschadigen.
Minder bekend is dat we aan de hand van de breedte van jaarringen kunnen achterhalen hoe het klimaat was in het betreffende groeijaar. Elke jaarring is uniek.
Dat is een bijzonder inzicht dat pas aan het begin van de twintigste eeuw werd gedaan door de Amerikaan Andrew Ellicott DoUglasgeboren in 1867.
Douglas was een astronoom, die zich bezig hield met het ritmische karakter van de magnetische zonneactiviteit; de cyclus waarmee de vlekken op het oppervlak van de zon verschijnen. Hoe meer vlekken, hoe groter de zonneactiviteit. Een intensieve zonneactiviteit is logischerwijs van invloed op het klimaat en dat heeft weer rechtstreeks invloed op de jaarringen van levende bomen.
Is het klimaatgunstig voor de plantengroei dan zijn de ringen dikker en in minder gunstige jaren smaller. Vandaar dat Douglas dacht dat hij de bekende elfjarige cyclus van de zonneactiviteit zichtbaar moest zijn in de jaarringpatronen.
Deze veronderstelling ( hypothese ) kon Douglas bevestigd zien voor de jaren van 1610 tot nu, omdat we van die periode de sequentie van de zonneactiviteit kennen en beschikken over levende bomen die de opeenvolging van hun jaarpatronen kunnen laten zien. De opeenvolging van jaarringpatronen noemen we chronologieën.
Douglas vroeg zich af of deze chronologieën kunnen worden uitgebreid tot de prehistorie door ze te laten overlappen in dood hout van bouwwerken en meubels of gebruiksvoorwerpen uit de oudheid. Hij gaat zoeken op het Coloradoplateau, een woestijngebied in het zuidwesten van de Verenigde Staten.
Woestijnklimaat beschermt dode bomen tegen verrotting en bovendien bevinden zich in dit gebied veel ruïnes van oude verlaten nederzettingen.
Het probleem was hoe kun je de chronologieën van dood en levend hout op elkaar afstemmen. De ene is gebaseerd op levende bomen en heeft een datering, de ander op dode bomen zonder datering.
Uiteindelijk is die aansluiting na tientallen jaren van onderzoek verkregen met behulp van bomen in het nabij gelegen Alta Sierra. Daar staan gigantisch sequoia’s ( Sequoiadendrongigantum ) van meer dan drie duizend jaar oud.
De chronologieën van het Coloradoplateau konden worden aangevuld met die van Alta Sierra. Op die manier is een aansluiting van chronologieën gevonden die teruggaat tot het jaar 700 n. Chr.
De dendrochronologie was nu zover gevorderddat onderzoekers onder meer het klimaat van de Kleine IJstijd konden bestuderen, een koude periode in de geschiedenis van de aarde die duurde van de vijftiende tot de negentiende eeuw.
In de zeventiende eeuw duurden de winters soms zo lang dat je in juni nog kon schaatsen. Eigenlijk werd het dan geen zomer. Vandaar ook die fraaie winterse taferelen afgebeeld op tal van schilderijen uit die tijd.
Ga je nog verder terug in de tijd voor klimaatonderzoek dan ben je aangewezen op andere methodes als ijsboringen en de koolstof-14 methode.
Die laatste methode kan worden toegepast op elk willekeurig organisch materiaal, niet alleen hout, maar is minder nauwkeurig dan verkregen met jaarringenonderzoek.
De dendrochronologie maakt geen fouten; vulkaanuitbarstingen en de schadelijke invloeden van de mens op het klimaat zijn terug te vinden in het jaarringenpatroon.
Wim van Bruggen.
Dec. 2022.
November 2022
16 nov. 2022
De stad van de toekomst is een groene stad.
Als ik naar die fraaie renaissancistische schilderijen van stadsgezichten kijk dan is daarop geen boom of plant te bekennen, kortom geen spoor van vegetatie.
In 2015 was er in het Zuiderzeemuseum in Enkhuizen een overzichtstentoonstelling vande stadsschilder Cornelis Springer ( 1817-1891 ). Op zijn schilderijen was al wat meer groen te zien, ook al bestond dat vrijwel uitsluitend uit bomen.
Een stad was vroeger voorzien van muren, grachten en andere verdedigingswerken als bescherming tegen dreigingen van buitenaf wat tot gevolg had dat de afmetingen van de stadsruimte niet al te groot konden zijn. Voor ruimte vergende activiteiten zoals landbouw was binnen de stadsmuren geen plaats.
Moderne steden zijn ruimer van opzet en zijn in vele opzichten niet meer aan grenzen gebonden, maar in de meeste steden is het groen nog niet overdadig.
Hoogcatharijne in Utrecht Fraaie architectuur, maar geen vegetatie.
Doordat de mens in de loop der tijden steeds meer naar de stad is getrokken zijn we steeds minder wereldburger geworden.
In 1950 leefde tweederde van de wereldbevolking nog in het landelijk gebied. Vanaf 2007 woonden voor het eerst meer mensen binnen de stad dan daarbuiten en de verwachting is dat in 70% van de menselijke populatie die dan uit 10 miljard mensen zal bestaan, in stedelijke centra zal wonen
Voordelen van het leven in een stad zijn talrijk en onmiskenbaar maar brengt enorme risico’s met zich mee. Als stedelijke conditiesveranderen kan het gevaarlijk worden.
Ons stedelijk succes is afhankelijk van een exponentieel groeiende stroom van basale behoeften in de vorm van aardolie, gas, drinkwater, hout, ijzer, lithium, groente, fruiten ga zo maar door. Veel van die hulpbronnen raken uitgeput. Voor een deel zullen we wel vervangers vinden en een deel zal gerecycleerd worden.
Een groter probleem is dat het milieu van onze steden aan het veranderen is als gevolg van opwarming van de aarde. De steden zijn paradoxaal genoeg de oorzaak zelf. 70% van het energieverbruik en ruim 75% van consumptie van natuurlijke hulpbronnen komt voor rekening van de stad, die ook nog eens verantwoordelijk is voor 75% van alle CO2-uitstoot en voor 70% van de afvalproductie.
De opwarming van de aarde is onvermijdelijk en niet meer te stuiten en zal met name in de stad voelbaar zijn. De verwachting is een gemiddelde temperatuurstijging in de steden van 6,4 graden; een gegeven dat overigens bepaald wordt door de geografische ligging en de typische kenmerken van stedelijke centra.
Steden zijn dus bijzonder kwetsbaar voor de opwarming van de aarde, maar het zijn tevens de plekken waar de opwarming het meest doeltreffend kan worden bestreden
Hoe bestrijden we de opwarming van de stad.
Door het verkeer zo veel mogelijk te weren en te beperken tot fietsen en elektrisch aangedreven vervoer.
Verder zullen we de stad op alle plaatsen zo veel mogelijk moeten vergroenen.
Al eeuwen lang weten we dat planten de luchtkwaliteit niet alleen verbeteren maar bovendien de luchttemperatuur aanzienlijk kunnen temperen.
Daarom is het voor mij een mysterie dat we inonze steden zowel binnen als buiten gebouwen verschoond blijven van planten ondanks publicaties over de voordelen daarvan. Het zou de kwaliteit van leven van de inwoners aanzienlijk verbeteren. Niet alleen een betere lichamelijke en geestelijke gezondheid entevens gezondere lucht.
Het natuur inclusief bouwen is in de wereld van stedenbouw en architectuur een rage geworden. Steeds meer op ecologie geïnspireerde ideeën worden ontwikkeld om de natuur in de stad te integreren.
De voordelen blijven niet beperkt tot de boven genoemde. De met vegetatie beklede gebouwen, de vochtige grond en het gebladerte helpen gebouwen koel houden. De kosten voor airco’s gaan omlaag en urbane warmte-eilanden worden weer beheersbaar.
Nog een bijkomend voordeel is dat beplanting het lawaai zal afzwakken.
Meer beplanting kan zomerse hitte aanzienlijk temperen.
We zullen ons ook in een stad als Zwolle meer op de toekomst moeten richten. Veel tijd hebben we niet meer.
Wim van Bruggen.
16 november 2022
Oktober 2022
16 oktober 2022
Toenemende ontluistering van het landschap en een nieuw landschapsplan
In verloop van één generatie zijn er veranderingen in het landschap rond Zwolle ontstaan die neerkomen op een gigantische verrommeling en verarming.
In het begin ging dat nog sluipenderwijs, maar de laatste tientallen jaren gaat dat in een versneld tempo.
Heggen, bosschages, poelen en boomgaarden lijden aan achterstallig onderhoud of verdwijnen volledig en het boerenland is voornamelijk gericht op productie. Stel je de gemeente op de hoogte dat er illegaal een heg geslecht is dan wordt er weliswaar gekeken en komt de gemeentelijke jurist tot de conclusie dat er niets aan te doen is. Zelfs de eigenaar wordt niet eens benaderd.
Als kwaadwilligen dit weten is het hek van de dam.
Zonneparken
Op steeds meer boerenland en plassen zie je zonneparken verschijnen.
Zowel de Bomhofsplas als de Sekdoornplas zijn voor een groot deel met zonnepanelen bedekt; twee belangrijke pleister- en foerageergebieden voor tal van vogelsoorten. Heel vaak bezocht ik de Bomhofsplas, dat vooral in trektijd een interessant gebied was.
Langs de toeristische fietsroute over de Vechtdijk van Zwolle naar Dalfsen is een zonnepark van 11 ha aangevraagd op een stuk land dat in een nog niet zo lang geleden voltooid landinrichtingsbesluit is aangemerkt als waardevol voor weidevogels. Vanuit een verhoogd standpunt als de Vechtdijk zal het zonnepark na verwezenlijking een verstorend effect op het landschap hebben, zelfs bij inplant van heggen.
De projectontwikkelaar die de aanleg van dit park wil verwezenlijken komt uit het westen des lands en heeft geen enkele voeling met dit prachtige gebied.
Omwonenden, Landschap Overijssel, de Stichting Vrienden van Dalfsen en ondergetekende, die allemaal tegen zijn hebben een zienswijze ingediend bij B&W van Dalfsen en de gemeenteraad. Het is te hopen dat zij dit onheil kunnen voorkomen.
Zonneparken zijn nodig en de aanleg op sommige plekken nog acceptabel, maar zijn in het algemeen een ingrijpende aanslag op ons landschap en betekenen vaak een verlies aan kostbare landbouwgrond. Er gaat al zoveel grond verloren aan wegenaanleg plus woningbouw en industrieparken.
Het toekomstige landbouwbedrijf zal in de toekomst een duurzamer en zelfvoorzienend karakter dragen. Dat vereist meer grond.
Bovendien is er nieuwe wetgeving in de maak, waarbij bedrijven verplicht worden zoveel mogelijk in eigen energie te voorzien. Dat kan door het aanbrengen van zonnepanelen op daken.
Alleen al daarom is het aanleggen van zonneparken een onnodige en domme oplossing.
Een nieuw landschapsplan
Er staat ons een grondige “verbouwing” van het buitengebied te wachten. Dat is een goed moment om samen met boeren en particulieren het landschap biodiverser en mooier te maken. Stikstofuitstoot heeft een enorm verlies aan biodiversiteit en daarmee een totale achteruitgang van natuur te weeg gebracht.
Vermindering van uitstoot is noodzakelijk.
Alle veroorzakers moeten daaraan bijdragen. Daarbij staan de landbouw en veel bedrijven voor een enorme klus.
Mogelijk is het nieuwe boerenbedrijf een aanzet voor herstel van natuur plus behoud en verbetering van het landschap
Het Landschapsplan.
Onlangs is er een Aanvalsplan Landschap ingediend voor gronden van overheden, boeren en particulieren.
Dit plan houdt in dat het Nederlandse platteland de komende dertig jaar wordt voorzien van een grote hoeveelheid relatief kleine stukjes natuur, zoals bosschages, heggen, boomgaarden, poelen, kruidenrijke stroken en sloten met natuurvriendelijke oevers. Het zijn landschapselementen die kunnen worden aangelegd door eigenaars en omwonenden. De kosten worden betaald door het Rijk.
Het aanvalsplan is gelanceerd en aangeboden door minister Christianne van der Wal.
Het plan is opgesteld door een brede coalitie van meer dan honderd partijen, waaronder gemeenten, maatschappelijke organisaties, waterschappen, bedrijven en een aantal ministeries.
Het plan is bedoeld om het voortschrijdende verlies aan diversiteit te keren.
Het landschap wordt vooral gezien als productiegebied waardoor de kwaliteit ervan is teruggelopen met als gevolg een verlies van minstens 70% aan insecten, afname van vogels, zoogdieren en vissen. Naar schatting is 60% van de landschapselementen als gevolg van verstedelijking, intensivering en schaalvergroting verdwenen.
Het ambitieuze plan zal het landschap verfraaien, de biodiversiteit vergroten, de waterkwaliteit verbeteren en een bijdrage leveren aan de klimaatdoelen.
Ook de recreatie en het vestigingsklimaat zullen er mee gediend zijn en bijdragen aan een duurzaam inkomen voor boeren die overstappen op natuurvriendelijke vormen van landbouw.
Het lijkt mij vanzelfsprekend dat de gemeente Zwolle dit Landschapsplan zal omarmen.
Wim van Bruggen.
Oktober 2022
Dagboek september 2022
16 september 2022
Hoe gaan dieren om met extreme weersomstandigheden.
Als gevolg van klimaatverandering heeft niet alleen de mens maar ook veel dieren te maken met extreme weersomstandigheden in de vorm van hevige regenbuien, hittegolven en stormen. Hoe gaan ze daarmee om en hoe overleven ze dat.
Voor meer inzicht moet je wat meer weten over de uitwendige bouw van dieren. Daarbij onderscheiden we drie soorten skeletten
Het hydroskelet.
Bij een hydrosklet wordt het lichaam samengehouden met behulp van lichaamsvocht en waterdruk tegen de buikwand. Dat is b.v. het geval bij regenwormen en kwallen.
Het endoskelet.
Alle zoogdieren waaronder de mens, reptielen. amfibieën en andere gewervelde dieren hebben een endoskelet. Harde structuren zoals botten en kraakbeen zitten binnen het lichaam. Daar om heen zit zacht weefsel. Endoskeletten zijn vrij zwaar en vooral geschikt om grotere, zwaardere diersoorten te ondersteunen.
Het exoskelet.
De ondersteuning, tevens bescherming, zit bij dit type skelet aan de buitenkant. Alle ongewervelde dieren hebben dat. Hiertoe behoren de Arthropoda (geleedpotigen) die uiteenvallen in spinachtigen , veelpotigen zoals duizendpoten , schaaldieren en insecten.
Voor- en nadelen van endo– en exoskeletten.
Een exoskelet geeft steun om te staan, te lopen of te vliegen. Behalve bescherming biedt taaiheid en flexibiliteit minder kans op verwondingen bij het kruipen door nauwe en scherpe openingen en is lekker licht vergeleken bij een endoskelet. Bovendien houdt een uitwendig skelet verdamping tegen zodat de kans op uitdroging minder groot is.
Hoe overleef je zware regenbuien.
Een regendruppel is in de regel een stuk zwaarder dan veel insecten en als je geraakt wordt stort je dan naar beneden ?
Bij muggen is dat onderzocht en dan blijkt dat ze baat hebben bij hun sterke exoskelet. Dat hebben onderzoekers kunnen filmen. Omdat een mug licht is in verhouding tot een regendruppel spat de druppel niet uiteen en dat verlaagt de inpact van de botsing. Eerst valt hij samen met de regendruppel een stuk naar beneden, weet zich los te maken en vliegt verder. De mug overleeft. Overigens werden de lange vleugels en poten veel vaker geraakt.
Vliegt hij vlak boven de grond of het water dan slaat hij te pletter of verdrinkt.
Bij grotere insecten zoals libellen en hommels zal een regendruppel niet uiteenspatten en komt een botsing harder aan. Toch overleven ze zo’n botsing wat waarschijnlijk te maken heeft met hun vleugelbewegingen en hun waterafstotende vleugels.
Vleermuizen ondervinden veel hinder van de regen. Hun echolocatie waarmee ze insecten opsporen wordt niet alleen verstoord maar ook hebben ze meer energie nodig om niet onderkoeld te raken.
Vogels zie je nog wel eens vliegen tijdens een regenbui. Voorafgaand aan een regenbui vliegen ze vaak laag boven de grond omdat dan de luchtdruk daalt en insecten lager bij de grond vliegen.
Meeuwen maken tijdens een regenbui vaak een ”regendansje”. Door hun getrappel komen de regenwormen massaal naar boven en belanden in hun snavels.
Hittegolven.
Slakken, padden en salamanders ademen door hun huid en profiteren van de regen. Wordt het te warm dan moeten ze schuilen op vochtige plekken om te voorkomen dat ze uitdrogen en geen zuurstof meer kunnen opnemen.. Dat geldt vooral voor naaktslakken.
Woestijndieren beschikken over diverse aanpassingen om langdurige droogteperiodes te overbruggen. Omdat die aanpassingen bij onze soorten ontbreken zal klimaatverandering hier z’n tol eisen.
Naast uitdroging is oververhitting een ander gevaar. Een woestijnvos heeft om die reden opvallend grote oren, waarlangs hij een teveel aan warmte kan lozen.
Ook verbranding is een risico. Mensen kunnen zich daartegen te weer stellen door gebruik van zonnebrandcrème, aangepaste kleding en zonneschermen. Dieren zijn meestal genoodzaakt te schuilen.
Zo is het belangrijk dat ingeschaard vee zomers de beschikking heeft over schaduwrijke plekken en waterpartijen.
Wim van Bruggen
september 2022
Dagboek augustus 2022
12 aug. 2022
Het gaat niet goed met de hazen.
Hoe komt het dat ik op mijn fietstochten door het cultuurland steeds minder hazen zie.
Bij verdere informatie blijkt uit onderzoeken dat de populatie sinds 1950 drastisch is geslonken.
Voordat we ons verdiepen in de oorzaken van die achteruitgang moeten we wat meer weten over dit prachtige elegante zoogdier.
Hazen zijn schuwe en attente dieren van het open terrein. Zijn uitstekend ontwikkelde zintuigen waarschuwen hem voor naderend gevaar. Zelfs tijdens het eten houden ze hun kop zelden lang achtereen omlaag. Worden ze achtervolgd dan kunnen ze een enorme snelheid ontwikkelen tot wel 55 kilometer per uur, waarbij ze de kunst verstaan om plotseling van richting te veranderen.
In open land van onze akkers en graslanden is er geen enkel zoogdier zo goed opgewassen tegen koude wind, regen en loerende predators.
Waaruit bestaat hun voedsel.
Dat bestaat uit gras en kruiden. Behalve dat, eten ze ook hun eigen zachte uitwerpselen, een verschijnsel dat niet uniek is en wat ook wordt waargenomen bij een aantal andere planten etende zoogdieren. Immers vooral grassen zijn moeilijk verteerbaar en wil je daar zo veel mogelijk nuttige stoffen uit halen dan moet je spijsverteringskanaal daar speciaal voor ingericht zijn. Is dat niet het geval dan is een tweede vertering vooral in tijden van schaarste ook een oplossing.
Konijnen en gorilla’s maken er ook gebruik van. Zo zag ik op filmbeelden een gorilla met zijn enorme hand zijn uitwerpselen opvangen en in één vloeiende beweging naar zijn mond brengen.
Het is een genot om hazen te observeren vooral in paartijd of rammeltijd als ze balancerend op hun achterpoten als twee boksers tegenover elkaar staan en elkaar behoorlijke klappen kunnen uitdelen.
Onderzoekers ( Holley en Greenwood ) hebben ontdekt dat het boksen zoals vroeger werd verondersteld niet plaats vindt tussen mannetjes die vechten om de gunst van de vrouwtjes. Het bleek dat bij de bestudeerde bokspartijen er steeds een vrouwtje is dat een mannetje klappen verkoopt.
Op die manier kan het vrouwtje voorkomen dat in haar vruchtbare periode een niet gewild mannetje met haar paart. Uit dit onderzoek blijkt tevens dat vrouwtjes groter zijn dan mannetjes hoewel in oude boeken vaak het tegenstelde beweerd wordt.
Oorzaken van achteruitgang.
Twee jaar geleden schreef de Zoogdierenvereniging dat de hazenpopulatie vanaf 1950 met 60 procent is afgenomen en dat is het beeld in heel West Europa.
Hazen eten bij voorkeur verschillende planten; het zijn echte kruideneters. Bij de intensieve landbouw hebben de kruidenrijke graslanden en de gevarieerde akkers plaats gemaakt voor strakke ééntonige weilanden begroeid met uitsluitend Engels raaigras en akkers die volkomen kaal geploegd zijn. Bovendien eist het gras maaien in het vroege voorjaar veel slachtoffers onder jonge haasjes.
Hoe zit het nu met de jacht op hazen.
Daartoe heb ik wat rond gebeld bij de provincies Gelderland en Overijssel, en Landschap Overijssel.
Daaruit blijkt het volgende:
Provincies mogen geen vergunningen of ontheffingen verlenen voor jacht op hazen; dat is voorbehouden aan het betreffende ministerie.
De landelijke vrijstelling wordt vastgesteld door de minister. Dat geldt sinds medio 2021 voor fazant, houtduif, wilde eend, haas en konijn. Dat staat in het zogenaamde faunabeheerplan.
Op grond hier van proberen bepaalde instanties of personen vaak op dubieuze gronden aan te tonen dat bovengenoemde dieren “schade” veroorzaken, in de hoop in aanmerking te kunnen komen voor ontheffing.
In het besef dat de hazenpopulatie in heel West Europa ernstig bedreigd wordt is het een schande dat er nog steeds op hazen gejaagd kan worden, zelfs in Natura-2000 gebieden. Dat geldt ook voor konijnen en wilde eenden.
Wim van Bruggen.
Dagboek juni 2022
6 juni 2022
De tulpenboom ( Liriodendron tulpifera )
Eindelijk vond ik dan een tulpenboom op een kerkhof in Holten waarvan ik de bloemen kon fotograferen. De tulpvormige bloemen waaraan de boom zijn naam te danken heeft zijn na een warme lente rijkelijk aanwezig, maar gaan schuil achter bladeren en hangen bij oudere bomen meestal te hoog om ze goed te kunnen bekijken. Hier betrof het een nog jonge boom waarvan de bloemen op stahoogte bereikbaar waren.
Waar kun je deze bomen vinden.
In Nederland staan de tulpenbomen in de regel op landgoederen, parken en kerkhoven.
Op het Engelse werk, rijk aan exotische boomsoorten heb ik hem niet aangetroffen. Wel op landgoed de Mataram waar de oude boom gesneuveld is als gevolg van een storm. Opnieuw is er een jonge boom ingeplant.
Wat is de oorsprong van deze boom.
De boom is ingevoerd uit Noord-Amerika, waar hij voorkomt in het oostelijke deel van Nova Scotia tot Florida. Het is daar een belangrijke houtproducent.
Liriodendron is een geslacht uit de Magnoliaceae-familie en telt slechts twee soorten. De andere soort, Liriodendron chinesekomt voor in China en Vietnam.
Kenmerken.
De stam van de tulpenboom is grijs, de boom bloeit in de maanden mei en juni met fraaie geel-oranje-kleurige bloemen ( zie foto boven ). De groene bladeren hebben een karakteristieke vorm en verkleuren in de herfst tot botergeel.
De boom groeit uitstekend op goed doorlopbodems en is goed bestand tegen de wind en winterhard. De vruchten die niet openspringen blijven de hele winter zitten.
De Chinese tulpenboom, die eveneens in het
begin van de vorige eeuw in Europa werd ingevoerd heb ik in Nederland nog niet aangetroffen. Die is minder sterk dan de Amerikaanse tulpenboom.
Mocht iemand er één weten te staan dan wil ik daar graag kennis van nemen.
Tenslotte, de populaire tuinplant, de magnolia wordt ten onrechte nog wel eens tulpenboom genoemd.
Wim van Bruggen.
Juni 2022
Dagboek mei 2022
6 mei 2022
Poep, een bron van informatie.
Uitwerpselen van dieren zijn belangrijke sporen die je overal tegen komt. Voor velen niet direct een aantrekkelijk onderwerp. Je hoeft je er niet zo lang in te verdiepen om tot de ontdekking te komen dat uitwerpselen een schat aan informatie kunnen opleveren. Niet alleen ten aanzien van wat een dier tot zich neemt, maar tevens over zijn doen en laten.
Uitwerpselen bestaan uit onverteerd voedsel in de vorm van haren, veren, stukken bot, chitinepantsers van insecten, afgestoten cellen van de darmwand plus levende en dode bacteriën.
Verschillende zoogdiersoorten hebben aan het eind van hun darmkanaal speciale klieren die verse uitwerpselen een specifieke geur geven. Die geur is herkenbaar voor soortgenoten en geeft aan dat ze bronstig zijn en zo kunnen ze hun geslachtspartners lokaliseren. Ook gebruiken dieren hun uitwerpselen om hun territorium van geurvlaggen te voorzien.
Wat levert nader onderzoek op.
Door uitwerpselen nader te analyseren krijg je inzicht in hun voedselpakket. Aan chitinedeeltjes kun je zien welke insecten ze verorberen. Aan de vorm van cellen van plantenresten kun je te weten komen welke soorten ze naar binnen hebben gewerkt . Zijn het uitwerpselen van carnivoren dan krijg jeinformatie over hun prooidieren.
Voorlopig wil ik mij beperken tot planteneters.
Waarom ziet poep van planteneters er zo verschillend uit.
Koeien, paarden en ganzen eten alle drie voornamelijk gras. Toch ogen hun uitwerpselen heel divers. Ganzen produceren lange sigaarvormige drollen, koeien een vochtige donkerbruine vlaai en paarden afgebakende bruine vijgen.
Hoe ontstaan die verschillen. Om te beginnen bestaan er al grote verschillen in de manier waarop deze dieren hun afvalstoffen uitscheiden. Vogels scheiden hun urine samen met hun ontlasting uit. Daarom is vogelpoep wit en nat. Het wit wordt veroorzaakt door urinezuur. Zoogdieren hebben een gescheiden systeem.
Een koe is een echte herbivoor en heeft een meermagensysteem. De vier koeienmagen zorgen samen met het herkauwen voor een grondige vertering van moeilijk verteerbare plantenvezels. Het paard slaat de grootste verteringsslag in de dikke- en blinde darm.; dat is minder efficiënt. Vandaar dat mussen graag in paardenvijgen zitten te rommelen.
Sommige planteneters zoals konijnen en onze naaste verwanten de gorilla’s zie je een deel van hun excrementenopnieuw tot zich nemen teneinde een grondiger vertering tot stand te brengen.
Overigens een koeienvlaai is niet natuurlijk. Wilde runderen produceren droge bolvormige keutels. Koeien van een melkveebedrijf zijn permanent aan de diarree, als gevolg van eiwitrijk krachtvoer en bemest gras.
Edelherten, damherten, elanden en andere soorten herten produceren knikkervormige drollen. Alleen de maten verschillen.
De aantrekkingskracht van een koeienvlaai.
De koeienvlaai is een eldorado voor tal van insectensoorten, terwijl dassen daar wel een maaltje in zien.
De meest opvallende insecten zijn de goudkleurige mannetjes van de stront- of drekvlieg. Aangetrokken door deaantrekkelijke geur komen daar de vrouwtjes op af, die na de bevruchting daar hun eitjes leggen. De ovale roodbruine eitjes ogen als vliegjes vanwege hun vleugelachtige uitsteeksels, die zorgen er voor dat de eitjes niet in de stront zakken, want dan zouden ze stikken; een wonderbaarlijke aanpassing.
Uit de eitjes komen al snel maden die het bacterierijke, rottende materiaal verorberen. Na nog een dag of drie is de levenscyclus voltooid. De volwassen imago’s zijn voorzien van een zuigsnuit waarmee ze de nectar uit bloemen zuigen. Daarmee zijn ze belangrijk voor de bestuiving van planten en bloemen. Daarom is het zo jammer dat steeds meer boeren uitoogpunt van economische motieven hun koeien op stal houden.
Wim van Bruggen
!6 mei 2022.
Dagboek april 2022
15 april 2022
Extra aandacht voor de merel.
Het is mijn trouwste maatje als ik aan het tuinieren ben, een mannetjesmerel. Hij weet maar al te goed dat er iets te halen valt wanneer er in de grond gewoeld wordt, dus huppelt hij achter mij aan. Vaak houdt hij zijn kopje scheef en luistert. Zijn gehoor is perfect afgesteld op het kruipend gedierte onder de grond. In het voorjaar zijn dat voornamelijk regenwormen. Na het broedseizoen gaan de merels over op bessen en fruit of profiteert van broodkruimels, zaden, vetbollen en pindakaas die de mensen hun aanbieden. Het zijn alleseters en graag geziene gasten met hun melodieuze ochtendzang.
Ze nestelen veelvuldig in onze tuinen, het liefst in een dichte haag of struik.
Waarom die extra aandacht.
Meer dan de helft van de merels broedt in steden en dorpen. Daarom valt het op dat de merelstand de laatste vijf jaar drastisch is teruggelopen; volgens Sovon is het aantal met één derde verminderd en dan heb je het over honderdduizenden vogels. Het is dan ook niet zonder reden dat Vogelbescherming en Sovon 2022 de merel hebben uitgeroepen tot vogel van het jaar.
Tijdens de waarnemingsperiode van de vogelatlas ( 2013-2015 ) was de merel nog onze talrijkste broedvogel. Dat is niet altijd zo geweest. Merels waren vroeger bosvogels. Langzaam maar zeker hebben de meeste merels zich ontwikkeld als succesvolle cultuurvolgers.
Wat is de oorzaak van deze spectaculaire achteruitgang.
De belangrijkste oorzaak is vermoedelijk het voor de merelsdodelijke virus usutu. Bovendien is droogte voor merels fataal geweest. Maar er zijn meerdere oorzaken waarvan men het fijne nog niet weet.
Opvallend is dat tot 2017 de hoogste mereldichtheid werd vastgesteld in wijken met een ruime opzet en in parken. In groen opgezette tuinen en openbaar groen is meer leefgebied voor veel vogels.
Ook stikstofbelasting kan voor merels evenals voor mezensoorten fataal zijn. Stikstofoverlast leidt tot kalkgebrekmet als gevolg te dunne eierschalen.
Kunnen we helpen ?
Als een vogel die zo geïntegreerd is in onze omgeving in de
problemen komt wil je als beschermer weten hoe dat komt.
Daarom willen Vogelbescherming en Sovon dat je de merels in je tuin of in een naburig plantsoen eens wat nader observeert. Hoeveel zijn er, wat eten ze, waar nestelen ze, hoe succesvol is hun broedsel, kunnen ze de jongen groot brengen en wat is de invloed van katten, sperwers of andere predators.
Een lichtpuntje is dat er de laatste tijd sprake is van een licht herstel. Zou het virus enigszins uit gewoekerd zijn ?
Ik ben benieuwd of dit herstel zal doorzetten.
Meer informatie over dit onderzoek vind je op de site: jaarvandemerel.nl
Dagboek maart 2022
16 maart 2022
Vogelzang, een bron van inspiratie.
Als ik op een vroege voorjaarsmorgen ontwaak aan de rand van een loverrijk dorp hoor ik als eerste het gevarieerde liedje van een merel die daarmee al begonnen is als de zon nog onder de horizon staat. Even later het nog rijkere gezang van een zanglijster gevolgd door dat van de gekraagde roodstaart en het roodborstje. Na de eerste lichtstralen volgen er meer: koolmezen, vinken, boomklevers, pimpelmezen, winterkoninkjes en de roffel van een grote bonte specht.
Bij vogelgeluiden maken we onderscheid tussen zang en roep. De vogelzang is melodieus, de roep is dat niet. Voorlopig beperk ik mij tot vogelzang.
De vogelkalender.
Wanneer je zangaspiraties hebt en je bent niet de enige moet je de zendtijd met anderen delen, anders ontstaat er een heksenketel waar je eigen liedje steeds meer wegvalt
Om dit te voorkomen passen vogels een soort “zendverdeling” toe. Zo beginnen nachtegalen al een uur voor zonsopgang, koolmezen een half uur later, vinken een kwartier, fitissen zes minuten voor zonsopgang en tjiftjaffen gemiddeld twee en een halve minuut na zonsopgang. Andere tellingen kunnen wat verschillen, doch zeker is dat de tijdstippen waarop vogels beginnen te zingen van soort tot soort verschillen. Ongeveer anderhalf uur na het aanvangstijdstip zwijgen de meeste vogels om later op de dag in de avondschemering tot een kleine opleving te komen, dat betreft vooral merels en roodborsten.
Het risico van opvallen door zang.
Vogels met een rijk zangrepertoire zijn kwetsbaar voor predatie. De beste muzikanten dragen dan ook meestal een onopvallend verenpakje.
Kijk maar eens naar karekieten, fitissen, nachtegalen en veldleeuweriken, alle dragen ze bruinachtige of geelgroene jasjes, terwijl vogels met een sober klinkend liedje als kruisbekken, vinken en klauwieren zich een bonter verenkleed kunnen veroorloven.
Niet alleen het mannetje zingt.
Een groot misverstand is dat alleen mannetjes zouden zingen. Weliswaar spelen vogels op het noordelijk halfrond mannetjes vaak de boventoon, dat geldt niet voor de meeste vogels in zuidelijke gebieden. Overigens maken bijna alle vogels een babbeltje met elkaar hetzij als paar of in groepsverband.
Waarom zingen vogels zo vroeg in de morgen.
We weten het nog steeds niet precies. Heeft het iets te maken met een betere geluidsoverdracht in de vroege morgenuren. Lagere temperaturen, een kalme lucht en minder omgevingsgeluid van insecten en verkeer zorgen er voor dat vogelzang zich verder kan verplaatsen zodat vogels hun plekje beter kenbaar kunnen maken bij aanstaande partners en hun territorium beter kunnen afbakenen.
Mogelijk zijn predatoren een mindere bedreiging in de vroege morgenuren of is het nog te donker om succesvol te kunnen foerageren, omdat tal van prooidieren nog niet uit de dekking zijn.
Het zangorgaan.
Achter in de luchtpijp van een vogel op het punt waar die zich opsplitst in de bronchiën ligt het zangorgaan dat syrinx genoemd wordt.
Aangezien dit orgaan diep in de vogelborstkas ligt heeft het lang geduurd tot dat onderzoekers de onderdelen van de syrinx goed kenden. Nog maar enkele jaren terug heeft men met behulp van MRI-scans en micro-CT’s een duidelijk beeld gekregen van dit unieke bouwwerkje dat bestaat uit fijne kraakbeenringen en twee membranen, één aan elke kant van de syrinx. De bouw is bij verschillende soorten heel divers.
Er zijn zangvogels die de vele spiertjes aan beide zijden van de syrinx zo goed beheersen dat ze tegelijkertijd twee verschillende geluiden kunnen voortbrengen. Zo kan een kanarie de membranen onafhankelijk van elkaar laten vibreren, waardoor ze een duet met zichzelf kunnen zingen.
Bovendien kunnen ze het volume en de frequentie van elk van de twee tonen in snelheid variëren.
Vogels met echolocatie.
In een grot in het noordoosten van Venezuela ontdekten gidsen van Alexander von Humboldt ( 1769-1859 ) een vogelsoort, de vetvogel die klikgeluiden produceert. Uit nader onderzoek bleek dat deze vogel die geluiden gebruikt voor echolocatie zodat hij in de donkere grotwaar hij zich schuil houdt, zijn weg kan vinden.
In tegenstelling tot vleermuizen die eveneens gebruik maken van echolocatie zijn het voor de mens waarneembare geluiden .
Ook de grijze salangaan, een gierzwaluw die voorkomt in Zuidoost-Azië maakt gebruik van deze techniek.
Het gehoor van vogels.
Aanvankelijk werd gedacht dat vogels een beperkter frequentiebereik hebben dan de mens . Nu weten we dat sommige soorten waaronder mezensoorten ultrasone geluiden maken, geluiden die het menselijk frequentiebereik overstijgen. Het ligt voor de hand dat ze die geluiden ook kunnen waarnemen.
Vogels zijn uitermate goed in het herkennen van geluiden en zijn heel gevoelig voor variaties in hoogte, toon en ritme. Ze zijn zelfs in staat geluiden van eigen familieleden te herkennen. Dat geldt met name voor vogels die in grote groepen leven zoals spreeuwen, wevervogels, pinguïns en grasparkieten. Herkenning van contactroepen is voor dat soort vogels belangrijk.
Imitatoren onder de vogels.
Elke vogelaar weet dat enkele vogelsoorten uitstekend kunnen imiteren. Spreeuwen zijn daar heel goed in, evenals nachtegalen dieminstens zestig verschillende wijsjes kunnen na zingen. Bosrietzangers zingen een internationale potpourri. Sommige van die liedjes zijn voor ons onherkenbaar; die hebben ze opgepikt in Oeganda, waar ze overwinteren.
Liervogels die onder meer in Australië voorkomen zijn uitstekende geluidsdieven. Blaffende honden, cirkelzagen, piepende remmen, ze staan nergens voor.
Het imiteren van menselijke spraak vraagt veel van een vogel. Bekend is dat beo’s en papegaaien daar goed in zijn. Daarbij gebruiken ze hun tong.
Veel componisten hebben zich door vogelzang laten inspireren. Daarover is vorig jaar een prachtig boek verschenen:
Tevens verscheen er onlangs een boek met een beschrijving van 200 vogelsoorten over de hele wereld. Bij elke soort is een QR-code afgedrukt zodat je ook de zang kunt beluisteren.
Wim van Bruggen
Maart 2022.
Dagboek februari 2022
16 februari 2022.
Het gebruik van werktuigen door vogels.
Tekening :Wim van Bruggen.
De afgelopen 40 jaar heeft een toenemende stroom van voorbeelden uit het veld en volières aangetoond dat sommige vogels in staat zijn tot mentale prestaties die zich alleen laten vergelijken met die van primaten. Dat geldt ook voor het gebruik van werktuigen.
Daarvan zal ik een paar voorbeelden geven.
Omdat voedsel vaak schaars is en vaak niet gemakkelijk te bemachtigen, hebben bepaalde vogelsoorten opvallend slimme strategieën ontwikkeld om dit te verwezenlijken.
Zo hebben reigers geleerd hun voedsel te lokken door bladeren of dode insecten op het water te leggen om vis naar zich toe te trekken. Bovendien weten die vogels dat broodkruimels die mensen naar eenden, ganzen, waterhoentjes en meerkoeten gooien ook vissen aantrekken. Daarom pakken ze die broodkruimels op, leggen die op het water en gaan daarna geduldig zitten wachten tot er vis op af komt die er aan begint te knabbelen om vervolgens met een zwiep van de lange spitse snavel toe te slaan.
Andere vogels halen hun voedsel uit de harde omhulsels van noten en schelpen door ze van grote hoogte op de rotsen of op het wegdek te laten vallen met de bedoeling ze open te breken. Meeuwen en kraaien doen dat met mosselen.
Voorgaande voorbeelden kun je met het nodige geduld in eigen land waarnemen.
De lammergier bedient zich van een soortgelijke techniek door beenderen vanaf honderden metershoogte op de rotsen te gooien in de hoop dat ze open barsten zodat ze de merg er uit kunnen halen.
Toen ik naar een natuurfilm over Hawaï keek zag ik zuidzeewulpen die met scherpe stukjes koraal albatroseieren open tikken om met hun lange snavels de inhoud op te kunnen zuigen.
Op een andere film is te zien hoe een zwarte kraai in een Japanse stad zich ophoudt bij een stoplicht en zodra het licht op rood springt een noot op het zebrapad legt, waarna hij terugkeert naar zijn zitplaats; daar wacht tot het verkeer door groen is gereden en wanneer het licht weer rood wordt naar beneden vliegt om de gekraakte noot op te pikken. Is er geen auto overheen gereden dan verplaatst hij de noot.
Eigenlijk is dit geen werktuiggebruik maar is het nog slimmer om een ander de noten te laten kraken.
Dezelfde kraaien gebruiken openingen in hekwerken als een soort smidse om daar een noot in vast te zetten omer zo op in te kunnen hakken en open te breken.
Boomklevers klemmen een boomschorsschilver in hun snavel waarmee ze bast van bomen kunnen opwippen en zo de insecten eronder te kunnen pakken.
Andere soorten vogels maken hun eigen werktuigen. Op de Galaposeilanden komen geen spechten voor. Spechten hebben een lange ruwe tong waarmee ze larven en insecten uit holtes kunnen pakken. Galaposvinken, niet inhet bezit van een lange tongkunnen dat ook, maar pas nadat ze een doorn van een cactusplant van de juiste lengte hebben uitgezocht en vervolgens met die doorn geklemd in hun snavel eenprooi kunnen spietsen. Onderzoekers ontdekten dat ze die vaardigheid niet hebben geleerd maar zijn geboren met het vermogen dat zich dat al spelenderwijs eigen te maken.
De wipsnavelkraai die wel wordt beschouwd als de grootste slimmerik onder de vogels maakt stokjes met een haakje om zijn prooien uit boomholten te halen.
Nog een opvallend voorbeeld van het gebruik van takken zag ik bij de palmkaketoes, die voorkomen in Australië en Nieuw Guinea. Ze zoeken een tak uit; klemmen die in hun poot en roffelen er mee op een boomstam om hun territorium af te bakenen of de aandacht van een vrouwtje te trekken. Ook zijn er kaketoesoorten die takjes gebruiken om er mee op hun rug, hun kop of andere lichaamsdelen te krabbelen.
Hoewel men het niet eens is over de definitie van een werktuig zit er bij de snijdervogels van Zuid-Azië in de nestbouw een element van werktuiggebruik in. Ze bouwen hun nest in een buidel van twee aan elkaar gehechte verse bladeren van de amalthusboom.
Met hun snavel prikken ze gaatjes in de bladranden en halen daar een stukje plantenvezel of spinsel doorheen en zekeren het met een opgerold eindje.. Het proces lijkt niet zozeer op naaien maar op klinken. De “klinknagels” van vezel of spinrag zou je kunnen aanmerken als werktuigen.
Op internnet kun je nog meer voorbeelden van werktuiggebruik vinden.
Wim van Bruggen, februari 2022.
Dagboek januari 2022 – 15 januari 2022
Kunnen we de kroeskoppelikaan terug verwachten.
In juli 2017 hield zich gedurende enkele dagen een kroeskoppelikaan op in de Vreugderijkerwaard. Bij nadere informatie bleek het een exemplaar te zijn dat ontsnapt was uit een volière en geruime tijd door het noorden van ons land heeft gezworven.
Deze indrukwekkende vogel met een spanwijdte van 3,5 meter uitgerust met geeloranje schepsnavel was tot in de late middeleeuwen een inlandse soort. Als gevolg van jacht, vergiftiging, eierrapen, watervervuiling , inpolderingen en ontwatering is de kroeskoppelikaan in Nederland uitgestorven.
Kroeskoppelikanen foerageren evenals andere soorten pelikanen in groepen om vervolgens in slagorde scholen vissen opjagen naar ondiep water waar ze daar met hun vlezige snavel met keelzak een flinke hap water tot zich nemen. Dan laten ze het water tussen hun snavels weglopen zodanig dat de vis achter blijft; strekken hun kop omhoog zodat het geheel in hun keel glijdt. Bij voorkeur broeden ze op eilandjes.
Kan deze vogel binnen ons land floreren.
Eeuwenlang was ons land ongeschikt voor deze fraaie vogel.
Als gevolg van verbeterde waterkwaliteit en nieuw beleid rond rivieren om meer retentie te krijgen, gepaard gaande met natuurlijke processen plus de Deltawerken zijn er gebieden ontstaan die uitermate geschikt zijn voor terugkeer van de kroeskoppelikaan. Dat zijn ondiepe heldere wateren rijk aan gezonde vispopulaties.
Gebieden die aan deze eisen voldoen vinden we in de Zeeuws-Hollandse Delta, het Friese merengebied, het Lauwersmeer, de Gelderse Poort, de IJsseldelta en het stroomgebied van de Schelde tot in België.
Hoe krijg je ze terug.
De dichtstbijzijnde kolonies vinden we in de Donaudelta en Montenegro. Dat is te ver weg om te wachten op een terugkeer langs natuurlijke weg te meer daar deze vogels hoge bergketens als de Alpen, de Karpaten en het Balkangebergte moeten oversteken.
Pelikanen zijn weliswaar goede vliegers en zwevers maar komen niet hoger dan plusminus 1500 meter.
Over een succesvolle terugkeer bestaan wel ideeën. Diergaarde Blijdorp beschikt over een kolonie kroeskoppelikanen. Ze planten zich daar uitstekend voort en wel zo goed dat ze zijn overgegaan op geboortebeperking.
Er zijn meer dierentuinen die ze hebben. Dat biedt kansen voor een breed opgezet fokprogramma, om ze vervolgens uit te zetten in een daartoe geschikt gebied.
Waarom zouden we de kroeskoppelikaan terug willen hebben.
Daar zijn twee goede redenen voor.
In de eerste plaats is het een zeldzame vogel geworden die binnen z’n huidige broedgebieden in toenemende mate bedreigd wordt. Een nieuwe locatie zou het voortbestaan van deze soort versterken.
Bovendien zou de terugkeer een verrijking betekenen van de vogelstand binnen onze delta.
In ieder geval zijn er verschillende instanties waaronder Sovon bezig om die terugkeer te verwezenlijken.
Wim van Bruggen
Jan. 2022
Dagboek december 2021 – 18 november 2021
De angstwekkende stilte van het buitengebied
Al wandelend en fietsend door onze mooie provincie, de Achterhoek rond Winterswijk en het Montferland ondervind ik de laatste jaren in toenemende mate een stilte die mij benauwd heeft. Uitgestrekte saaie weilanden en akkers bedekt met monoculturen, schijnbaar verstoken van leven; geen vogelzang, geen geratel of geknisper van insecten of ander kruipend gedierte.
Tegenover de lange linten van biodiversiteit in de uiterwaarden, het moderne boerenland bedekt met ééntonige groene lakens van één soort gras zonder bloemenpracht en gericht op het produceren van eiwitrijk voer.
Toch kun je moeilijk ontkennen dat er in de bodem geen leven is, want als een boer of loonwerker aan het ploegen is wordt hij gevolgd door tientallen foeragerende meeuwen, kraaien of zelfs ooievaars.
Bodemdeskundigen verzekeren ons dat de Nederlandse graslanden en akkers, zelfs de intensief bewerkte krioelen van leven. De biomassa in weilanden is ondergronds minstens zo groot als de koeien die er op grazen en bevatten meer wormen dan natuurlijke ecosystemen. Bovendien laat de soortenrijkdom aan wormen zich goed vergelijken met die van natuurgebieden. Ook micro-organismen die dode plantenresten moeten afbreken zijn onmisbaar. Kortom, de bodemstructuur is voor de intensieve landbouw cruciaal.
Zijn er dan geen problemen ?
Dat moet wel, gezien mijn bovenstaande ervaringen.
Bovengronds is er iets goed mis in de Nederlandse landbouwgebieden. De biomassa van wormen en nematoden ( aaltjes ) mag dan groter zijn in de ondergrond van het boerenland dan in de natuur, bij schimmels, insecten en ander geleedpotigen is het net andersom. Bovendien staat het bodemleven in het bouwland er nog slechter voor.
De verslechtering van het boerenland is in veel opzichten al heel lang aan de gang. Voor veel vogelsoorten behalve misschien de ganzen en een aantal soorten eenden betekent het rampspoed. Weidevogels als grutto, kievit, tureluur, kemphaan en andere soorten, ook akkervogels dreigen als broedvogel te verdwijnen of zijn dat al.
Wil je daar meer over weten, lees dan het mooie boek dat onze stadgenoot Gerrit Gerritsen heeft geschreven over de grutto: De Hooivogel.
Wat houdt die verslechtering allemaal in.
Schaalvergroting van het boerenland heeft er voor gezorgd dat vogels en kleine zoogdieren nauwelijks meer kunnen schuilen voor gevaren bij gebrek aan heggen, struiken en bomen. Maaibeheer doorkruist de broedtijd en het veilig opgroeien van juveniele vogels.
Verder is het voedsel vooral dat voor jonge vogels in de vorm van insecten met een angstwekkende snelheid verdwenen.
De belangrijkste oorzaak daarvan is het gebruik van bestrijdingsmiddelen en het overmatig gebruik van kunstmest. Vele nieuwe middelen zijn vele malen giftiger dan voorheen en het incasseringsvermogen van de bodem heeft z’n grenzen.
De achteruitgang van insecten.
Dat is niet alleen slecht nieuws voor liefhebbers maar ook voor het welzijn van de mens.
Insecten hebben we nodig voor bestuiving van gewassen, voor het opruimen van bladeren, mest en dode dieren om de bodem gezond te houden, ongewenste dieren te bestrijden en voor ons voedsel. Tal van diersoorten zijn voor hun voedsel volledig afhankelijk van insecten
Wat kunnen we doen.
De meeste insecten zijn nog niet uitgestorven en hun herstellingsvermogen is groot. Om ze weer op pijl te brengen hebben ze onze hulp nodig. Maar dan zal er wel iets moeten veranderen in de vorm van aangepaste tuinen, parken en zorgvuldig beheer van landbouwgronden.
Verder moeten we stoppen met het gebruik van pesticiden en het gebruik van kunstmest tot een minimum beperken.
Onze voedselsystemen moeten radicaal veranderen: minder verspilling en een drastische vermindering van vleesconsumptie.
We zijn daartoe in staat mits we de medewerking hebben van boerenorganisaties, zuivelcoöperaties en andere boeren- en tuinbouwproducten verwerkende bedrijven plus de lokale, provinciale en landelijke overheid.
Wim van Bruggen, nov. 2021
Dagboek november 2021
18 november 2021
Tonderzwammen
Zondagmiddag 7 november was ik deelgenoot van een IVN-excursie op landgoed Vilsteren geleid door een drietal gidsen, die zich uitstekend hadden voorbereid. Er werd aandacht besteed aan gebouwen in het dorp waaronder de kerk, de molen en het Neoclassicistisch gebouw waar eerdaags de eigenaren van het landgoed woonden. Verder kregen we een uitgebreide inleiding over paddenstoelen.
Het landgoed Vilsteren is een 1000 hectare groot landgoed geflankeerd door rivierduinen met een oude vechtarm en een schaduwrijk dorp, een prachtig wandelgebied met afwisselende bosgebieden rijk aan kapitale beuken en eiken, hier en daar begrensd door boerenland.
Tijdens onze rondgang zagen we tal van soorten paddenstoelen waaronder veel nevelzwammen, parasolzwammen en houtzwammen in de vorm van elfenbankjes, korstzwammen en op de stam van oude beuken opmerkelijk veel echte tonderzwammen.
Ineens besefte ik dat tonderzwammen van grote betekenis zijn geweest bij de ontwikkeling van Europese volken. Daarover zo meer.
De echte tonderzwam.
Het is een schimmel die behoort tot de familie van de Polyporacean. Poly is veel; pora duidt op de vele gaatjes aan de onderkant van het vruchtlichaam. Op bijgaande foto zie je de vruchtlichamen van de echte tonderzwam. Die kunnen tot meer dan een halve meter groot worden, 15 kilo zwaar en 30 jaar oud. Als het begint te winteren zijn paddenstoelen moeilijk te vinden, maar houtzwammen vind je het hele jaar door.
Tonderzwammen tref je aan op verzwakte levende bomen en dood hout.
De echte tonderzwam was voor 1970 een zeldzame soort, een gevolg van het feit dat vroeger zieke bomen en half dood hout werd opgeruimd.
Nieuwe ecologische inzichten hebben er toe geleid dat allemaal na te laten teneinde meer leven te krijgen.
Voor de echte tonderzwam betekende dat een spectaculaire opmars. Deze soort is vooral op dikke beuken te vinden en is nu dusdanig algemeen dat hij niet meer op de lijst van beschermde paddenstoelen staat.
De naam
De naam tonderzwam ( enigszins verhaspeld ) is afkomstig van de grondstoffen die hij leverde aan de inhoud van tondeldozen.
Met “tondel” bedoelt men het licht ontvlambare materiaal dat de tondeldoos bevat. Behalve tonderpoeder zit er in de doos verkoold linnen of katoen; ook wel pluis van lisdoddes en/ of zaagsel.
Belangrijk was dat het gedroogde spul niet alleen gemakkelijk vlam vatte maar ook bleef smeulen. Als tonderzwammen niet voor handen waren moest men z’n toevlucht nemen tot minder ontvlambare materialen.
Het belang van de echte tonderzwam voor de ontwikkeling van de mens.
Meer dan 5000 daar geleden ontdekte de mens een bijzondere eigenschap van tonderzwammen. De zachte inhoud van het hoefvormige vruchtlichaam kon na drogen en kloppen verwerkt worden tot een poedervormige licht ontvlambare stof. Door vuurstenen of stukjes pyriet tegen elkaar te slaan kun je die stof in de fik steken. Dat bood de mogelijkheid om bepaalde voedselsoorten, die tot dan toe zonder ze te koken ontoegankelijk waren nu voor het eerst geconsumeerd konden worden. Zo betekende het kunnen maken van vuur een belangrijke stap voorwaarts in de menselijk ontwikkeling.
Een bijzondere ontdekking
In 1991 werd in een smeltende gletsjer de ijsman Ötzie ontdekt. Na onderzoek bleek dat hij daar al meer dan 5000 jaar had gelegen en is overvallen door een sneeuwbui of anderszins is omgekomen. In zijn bagage vonden ze onder meer een stuk tonderzwam.
Tot in de 18-de eeuw werd de tonderzwam gebruikt bij het maken van vuur. Toen de lucifer werd uitgevonden was dat niet meer nodig.
Menselijk gebruik van tonderzwammen is meervoudig.
Al omstreeks 400 voor Christus beschreef Hippocrates het weefsel afkomstig van tonderzwammen als ontsteking remmend en tevens toepasbaar bij het stelpen van bloed.
In India stond het weefsel bekend als laxeermiddel. Meer recent onderzoek heeft uitgewezen dat inname van vocht onttrokken uit tonderzwammen tot verlaging van de suikerspiegel kan leiden.
Er bestaat tenslotte nog een totaal ander gebruik van tonderzwammen. In Oost-Europese landen als Roemenië en Hongarije worden allerlei voorwerpen te koop aangeboden in de vorm van onderzetters, sculpturen e.a. gefabriceerd van grote tonderzwammen.
Wim van Bruggen, nov. 2021
Dagboek oktober 2021
16 oktober 2021.
Paddenstoelen.
Ze zijn er altijd en overal ook al zijn ze in de herfst het meest talrijk en opvallend aanwezig.
Mijn biologieleraar dicteerde ons: “biologie is de leer van het leven van planten en dieren”. Maar als je dat vak gestudeerd hebt, dan weet je toch dat de leer van het leven veel meer inhoudt.
Paddenstoelen zijn flora noch fauna; ze behoren tot een afzonderlijke categorie: fungi. Ze zijn van een uitzonderlijke vormenrijkdom en een uitbundige kleurenpracht. Door de veelheid aan soorten is het niet makkelijk om ze op naam te brengen. In een gids moet je vooral de teksten goed lezen want foto’s zijn bedrieglijk. Eén en dezelfde soort kan in kleur verschillen; een plensbui kan een paddenstoel al doen verkleuren.
Alleen al in ons land zijn minstens 8500 soorten waarvan er circa 5000 zichtbaar zijn.
Slaag je er in 3oo soorten in het veld te benoemen dan ben je al een hele piet. Elk jaar worden er tientallen nieuwe ontdekt.
Bij het analyseren kun je onder meer gebruik maken van smaak en geur. Proeven is mogelijk als je het hapje maar weer uitspuugt, want een deel is giftig en sommige zijn dodelijk zoals de groene knolamaniet en laat die nou erg veel lijken op de smakelijke weidechampignon.
Toen mensen nog niet over microscopen beschikten hadden paddenstoelen iets geheimzinnigs. Ze doken plotseling op en waren plotseling weer verdwenen. Pas later ontdekte men dat paddenstoelen de vruchtlichamen zijn van een mycelium, het schimmeldradenwerk dat verborgen zit onder de grond, in een boom, een dood stuk hout of een dood konijn.
Een aantal paddenstoelen zijn zeer populair. Als ik tijdens een excursie vraag welke paddenstoelen de mensen kennen dan hoor ik vaak: de vliegenzwam ( het meest ), elfenbankjes ( rozetten in etages op dood hout ), zwavelkopjes ( geel oranje waaiers op loofhout ) en eekhoorntjesbrood ( een donkerbruine- tot bijna zwartkleurige hoed ).
Verder zijn algemeen in deze tijd:
de porseleinzwam ( een helder wit hoedje op een steeltje, vaak aan oude beukenbomen ),
de geschubde inktzwam ( een afhangende grijszwarte hoed ), de smakelijke melkzwam ( flets oranje met een gedeukte hoed en een dikke steel ),
de grote parasolzwam ( een grote platte hoed, staat vaak in de wegberm ),
de koraalzwam ( kleine dicht opeengepakte kaarsjes in kleuren wit, geel en oranje ).
Dit lijkt mij een mooie verzameling om mee te beginnen.
Goede gidsen zijn:
De grote paddenstoelengids van Ewald Gerhardt en de veldgidsen van de ANWB.
Paddenstoelen verzamelen voor consumptie is voor autochtone Nederlanders nog niet algemeen; iets dat in het verleden onder arme mensen wel het geval was. Het was immers gratis.
In landen als Scandinavië en landen rond de Middellandse zee en in het voormalig Oostblok is plukken voor consumptie iets doodgewoons.
Als extra lekkernij gelden de truffels die het beste opgespoord kunnen worden met behulp van een varken of een hond. Die beschikken over een superieur reukvermogen.
Veranderingen in de paddenstoelenflora.
Veel soorten paddenstoelen zijn in vergelijking met de zeventiger jaren toen ik begon met zoeken hard achter uit gegaan en ik denk daarvoor ook al.
Talrijke grasbeminnende soorten zoals de fraai gekleurde wasplaten komen alleen nog in traditioneel bewerkte en onbemeste graslanden voor; en die zijn zeldzaam geworden.
Tevens zijn veel bosbeminnende soorten verdwenen. De in symbiose levende mycorrhizapaddenstoelen zoals Boleten, Ridderzwammen stekelzwammen en de Cantharellen.
Het schimmeldradenstelsel heeft veel te lijden van luchtverontreiniging als gevolg waarvan de bodem vervuild en verzuurd. Bovendien kunnen bomen daardoor minder suikers produceren.
Nu we meer weten over de oorzaken van achteruitgang kan er meer gericht beheerd worden. In ieder geval kun je de houtbeminnende paddenstoelen een steuntje in de rug geven door omgewaaide bomen en afgevallen takken te laten liggen. Een gezond bos heeft net zo veel dood als levend hout.
Wim van Bruggen, okt. 2021.
Dagboek september 2021
10 sept. 2021
Arenden langs de IJssel.
Tijdens een IVN-excursie op 28 augustus j.l. zagen we ter hoogte van het Kleine veer boven een zijarm van de rivier een ” biddende” visarend boven het water op jacht naar vis. Dat bracht mij op het idee wat meer aandacht te besteden aan de twee arend-soorten die je regelmatig langs de IJssel kunt waarnemen en zich sinds het begin van deze eeuw als broedvogel in ons land gevestigd hebben; de zeearend vanaf 2006 en de visarend vanaf 2016.
De zeearend.
Voordat de zeearend nog geen broedvogel was, zag je hem regelmatig in onze omgeving. Dat was meestal in trektijd.
Het eerste broedgeval vond plaats in de Oostvaardersplassen. Zeearenden vestigen zich bij voorkeur in rustige gebieden met een groot aanbod aan watervogels en vis. Blijkbaar zijn zulke gebieden zelfs in ons overbevolkte landje nog voor handen, want sinds het eerste broedgeval werd het een succesverhaal. Tegenwoordig zijn er al meer dan 20 broedpaartjes verspreid over ons deltagebied waaronder het Zwarte meer en enkele jaren terug in Roggebotzand.
Kenmerken.
Een zeearend is een imposante verschijning met zijn spanwijdte van ruim twee meter. Hij vliegt met kaarsrecht, bijna rechthoekig gehouden vleugels en wordt daarom wel eens “een vliegende deur”genoemd. Ze bouwen hun enorme nest vaak in de kruin van een oude boom; of aan de Atlantische kust op een rotsrichel. Die nesten worden meestal jaren achtereen gebruikt.
Broedparen zijn gewoonlijk het gehele jaar door aanwezig en houden zich dan op in de omgeving van hun territorium.
Juvenielen daarentegen maken omzwervingen van honderden kilometers.
De visarend.
Deze arend was in trektijden, vooral in deltagebieden een regelmatige gast.
Het is een middelgrote roofvogel met een opvallend lichte onderzijde, smalle vleugels met een lange hand en slechts vier vingers.
Net als een torenvalk kan hij stilstaan in de lucht. Al “wiekelend” hangt hij boven het water en duikt vervolgens met gesloten vleugels en poten naar voren op zijn prooi af.
Als broedvogel werden visarenden veel eerder verwacht, te meer daar er in ons deltagebied tal van geschikte biotopen zijn.
Sinds 2016 broeden ze in de Biesbosch en ook dit jaar zijn daar weer twee succesvolle broedgevallen.
De verwachting is dat ze binnen afzienbare tijd ook in de IJsselmond gaan nestelen.
Aanvankelijk waren ze succesvol in Fenno-Scandinavië en Duitsland. In de jaren vijftig en zestig werd de visarend met vele andere roofvogelsoorten gedecimeerd door het gebruik van landbouwgiffen. Vanaf de jaren tachtig kwam er een ommekeer ten goede toen het gebruik daarvan verboden werd.
Overigens kun je binnen ons land nog een arend zien, een slangen arend, maar dan niet binnen onze kontrijen.
Was het in de jaren negentig nog een dwaalgast; tegenwoordig worden ze regelmatig gezien in reptielen-rijke gebieden zoals het Fochteloërveen en de Veluwe.
Broedgevallen zijn nog niet waargenomen; wel baltsachtige gedragingen en prooioverdracht.
Wim van Bruggen, 11 sept. 2021.
Dagboek augustus 2021
10 augustus 2021
De casarca en de reuzenstern.
Er breken weer interessante maanden aan nu het trekvogelseizoen begonnen is. De gierzwaluwen zijn voor een groot deel al vertrokken en de ooievaars zijn zich aan het groeperen voordat ze al zwevend naar het zuiden trekken. Tal van vogelsoorten kiezen op weg naar hun winterkwartieren als tussenstation de Vreugderijkerwaard. Onder meer zie ik daar met name in de maanden augustus en september twee schaarse broedvogels, de casarca en de reuzenstern.
De casarca.
De naam casarca is een mooi voorbeeld van een onomatopee ( klanknabootsing ) ; het geluid doet mij ook wel denken aan dat van een groep rotganzen.
Het is een forse eend met een warm bruinoranje verenkleed en contrastrijke zwarte elementen. In de vlucht hebben ze in het oog springend zwart-witte vleugels. Mannetjes onderscheiden zich door middel van een zwarte halsband; vrouwtjes hebben een wat lichtere kop en juvenielen een grijsachtige kop. Ze foerageren op graslanden en in moerassen rond randmeren en estuaria. In de Vreugderijkerwaard zie je ze soms bij tientallen tegelijk. Dat mag best uniek heten daar uit tellingen in trektijd blijkt dat plusminus 900 casarca’s ons land passeren.
Teneinde meer inzicht te krijgen in de trekbewegingen, zijn een aantal casarca’s voorzien van een halsband met een code. Eventuele waarnemingen van codes zie ik met belangstelling tegemoet. In het verleden zag je nog wel eens casarca’s die ontsnapt waren uit een volière. Hun broedgebieden liggen voornamelijk in Zuidoost-Europa. In ons land broeden ze mondjesmaat. Het meest nabije broedgebied ligt in West-Falen. Ze nestelen in holtes van rotswanden, oevers, bomen of ruïnes.
In Zuidoost-Europa is de populatie aanmerkelijk geslonken; toch schijnt het aantal van deze fraaie eendensoort de laatste jaren weer een lichte stijging te vertonen.
De reuzenstern.
De grootste stern ter wereld met een spanwijdte van bijna anderhalve meter. Te herkennen aan hun grote formaat, forse rode snavel met een zwarte punt en zwarte naar verhouding enigszins korte poten; in de vlucht gehoekte vleugels. Met wat geluk zie je ze vissen vooraf gegaan door een spectaculaire duik. De reuzenstern doet mij in vele opzichten denken aan een uitvergrote vorm van het visdiefje. De juvenielen hebben nog niet dat zilverachtige van hun ouders en zijn donkerder van kleur met een oranje snavel.
De reuzensterns die ons land passeren zijn afkomstig uit kolonies gelegen op eilandjes en in kustmoerassen rond het Oostzeegebied. Ze broeden op alle continenten behalve Zuid-Amerika en Antartica; in Zuid-Amerika wel als overwinteraar. Terwijl de lachstern op de rand van verdwijnen staat, wordt de reuzenstern de laatste jaren meer gezien.
Wim van Bruggen.
Dagboek juni 2021
20 juni 2021
Kauwen en de slimheid van kraaien.
Fietsend over de oude boogbrug naar Hattem zie ik massa’s korte takjes op het wegdek liggen. Boven mij hoor ik het ge-kja-kja-kja van kauwtjes. Ze vliegen heen en weer tussen de wal en de hogere brugdelen. Het is broedtijd en kauwtjes nestelen bij voorkeur in holtes, zoals oude spechtennesten of op de Waddeneilanden in konijnenholen. Hier op de IJsselbrug nemen ze genoegen met nissen die deze metalen brug hun biedt. Er wordt volop gebouwd. De nesten zijn vaak niet al te stevig en veel takjes vallen of waaien naar beneden.
De naam van deze meest algemene kraaiachtige lijkt een typisch voorbeeld van klanknabootsing. Niet alleen zijn geluid is moeilijk te verwarren met zijn soortgenoten als de zwarte kraai en de roek; hij is kleiner en zit keurig in het verenpak en is niet egaal zwart. De kop is grijsachtig. Overal in Europa zie je ze behalve in het hooggebergte en het hoge noorden. Daar wordt hun plaats ingenomen door alpenkraaien en alpenkauwen.
Ze zijn heel sociaal en vooral in het najaar scholen ze samen. Tegen de avond vormen ze met veel kabaal onsamenhangende vluchten en overnachten dan gezamenlijk in parken en bossen. In veel opzichten zijn het cultuurvolgers. Zo zie ik ze vaak op spoorwegperrons scharrelen op zoek naar etensresten die de passagiers daar achterlaten in de vorm van etensresten.
Jonge kauwen kunnen zich makkelijk hechten. Lang geleden ben ik maanden lang opgetrokken met een kauw die mij dagelijks vergezelde en met speels gemak op mijn schouder of op het stuur van mijn fiets ging zitten. Op zekere morgen was hij verdwenen en heb ik hem nooit meer terug gezien.
Kraaiachtigen munten vaak uit in slimheid. Eén soort, de wipsnavelkraai uit Nieuw-Caledonië spant de kroon. Ze vervaardigen werktuigen teneinde insecten uit holtes te peuteren. Die hulpmiddelen maken ze uit allerlei materialen met grote precisie op de juiste lengte en doorsnede. Wipsnavelkraaien zijn de enige diersoorten behalve de mens die werktuigen maken met een haak. Het is wonderbaarlijk dat er binnen een hersenruimte nauwelijks groter dan een erwt een brein schuilt dat tot zoveel in staat is.
Het heeft lang geduurd voor dat de mens ontdekte dat wij in het gebruik van werktuigen niet uniek zijn. Chimpansees,orang-oetangs, makaken, olifanten, sommige vogelsoorten, ja zelfs insecten zijn er toe in staat. De vrouwtjes van de langsteelgraafwesp klemmen een steentje tussen hun kaken, waarmee ze de grond voor hun nestingang kunnen aanstampen teneinde die extra te verzegelen.
Wim van Bruggen
Dagboek april 2021
14 april 2021
Het ooievaarsbos.
Ze zijn er weer, sommige al in begin februari om zich te verzekeren van de mooiste nestplek. Sinds een aantal jaren nestelen ooievaars langs de IJssel steeds meer in de bomen, bij voorkeur in groepjes bij elkaar, want in wezen is de ooievaar een kolonievogel. Zo ook in het bos nabij het Oldenelerpark. Zeven broedgevallen tel ik. Plus nog één op een paal in het park. Met hun trage, diepe vleugelslagen vliegen ze heen en weer tussen het bos en de uiterwaarden van de IJssel. Vanaf het fietspad kun je het geklepper en de daarbij behorende begroetingsrituelen waarnemen.
Wat ze eten en wat er te veel zou zijn.
Regenwormen, amfibieën, insecten, muizen en mollen eten ze, maar helaas, helaas ook juveniele weidevogels. Daarom is de ooievaar niet overal meer welkom en gaan er al stemmen op dat er nu wel genoeg ooievaars zijn. Daar staat de ooievaar niet alleen in. Zo zouden er op bepaalde plekken te veel bevers zijn omdat ze de dijken ondergraven. Ook de bever is jaren geleden opnieuw ingevoerd. En er zijn nu al te veel wolven, want ze bedreigen onze schapen Maar laten we niet vergeten : er zijn te veel varkens, te veel koeien, geiten en kippen, maar vooral te veel mensen.
Creatieve oplossingen voor bovenstaande problemen moeten mogelijk zijn.
De populariteit van vogels In sommige landen is de ooievaar dusdanig populair dat er kosten noch moeite worden gespaard om het hem naar de zin te maken. Na de oorlog was deze vogel bijna volledig uit West-Europa verdwenen. In 1969 werden op verschillende plekken projecten opgestart, die uiteindelijk zeer succesvol waren.
De ooievaar is weer helemaal terug.
Mede als gevolg van die projecten en de zachte winters ondernemen veel ooievaars de risicovolle tocht naar Afrika niet meer. Eén derde van onze populatie blijft hier en houdt zich op in de buurt van nestplaatsen. Bij strenge vorst gaan ze op zoek naar aanvullende voedselbronnen bij voormalige ooievaarsstations of dierentuinen waar ze worden bijgevoerd, Ook particulieren die bijvoeren weten ze te vinden.
Waar broeden ze?
De meeste ooievaars in Nederland broeden langs rivieren. Ze mijden bosgebieden, hoogveen, akkerbouwgebieden en de nabijheid van zoute wateren zoals het Wadden- en Deltagebied.
De trekkers.
Evenals vele roofvogelsoorten zijn ooievaars echte zwevers, die op zonovergoten dagen met een minimum aan energie grote afstanden kunnen afleggen. Voor de trekperiode zie je ze regelmatig oefenen. Als de trek aanstaande is verzamelen ze zich in grote groepen en vertrekken het liefst op een mooie zomerdag waarbij ze kunnen profiteren van de opstijgende luchtstromingen, zodat ze van de ene naar de andere thermiekbel kunnen oversteken. Boven water is er weinig of geen thermiek. Daarom steken ze de Middellandse Zee over waar die op z’n smalst is. Voor onze ooievaars die de westelijke trekroute volgen is dat de Straat van Gibraltar. De oostelijke populatie maakt de oversteek bij de Bosporus. Zo bereiken ze al zigzaggend hun overwinteringsgebied in Afrika.
Wim van Bruggen.
Dagboek maart 2021
11 maart 2021
Waterwingebied Vechterweerd
Wanneer je het fietspad aan de zuidzijde van de Vecht vanaf Berkum naar Dalfsen volgt, passeer je na enkele kilometers het waterwingebied Vechterweerd. Het gebied bestaat uit een binnendijks en buitendijks deel. Het buitendijkse deel heeft een open karakter, dat bij hoge waterstanden onder water komt te staan. In het binnendijkse deel staat een woonhuis. Ten oosten daarvan bevindt zich een fruitboomgaard en een hooischuur, die gebruikt wordt als startlocatie voor veldlessen. Jaarlijks krijgen hier honderden basisschoolleerlingen veldlessen van I.V.N.-gidsen. Aan de achterzijde van de hooischuur is een bijenstal gebouwd.
Aan de andere kant van de weg ligt het productiebedrijf van Vitens met bijbehorende percelen. Er is een waterplas aangelegd met een eiland plus een reinwaterkelder. Het eiland is verrijkt met een oeverzwaluwenwand. Ten oosten van het pompgebouw is een bosje aangelegd.
Historie.
In 1616 wordt voor het eerst melding gemaakt van dit gebied. Centraal lag de havezate Vechterweerd, die tot 1844 diverse eigenaren heeft gehad en bestond uit een herenhuis met bijbehorende stalling, tuinmanswoning, boerenerven, groengronden, een tuin met boomgaard en fraai aangelegde wandeldreven. Totale oppervlakte 98 ha.
In 1855 ging het gebied op de schop en werden de gebouwen gesloopt, de bomen gekapt en de tuinen hebben plaats moeten maken voor weilanden.
Waterwinning en natuur.
Wereldwijd wordt er steeds meer grondwater gewonnen wat op veel plaatsen vooral ook in het westen van ons land tot gevolg heeft dat de ondergrond inklinkt en vervolgens gaat verzakken. Bovendien is men onlangs tot de ontdekking gekomen dat het op grote schaal onttrekken van grondwater het verkoelend effect van de aardmantel zodanig ondermijnt, dat dit bijdraagt aan de opwarming van de aarde. Een reden te meer om zuinig te zijn met water en waterwinprojecten duurzaam en ecologisch te beheren.
Het hoofddoel van het waterwinproject Vechterweerd is de kwaliteit van de natuur- en landschappelijke waarden te behouden en waar nodig te versterken. Dat betekent onder meer dat er geen bestrijdingsmiddelen en meststoffen worden gebruikt.
De waterwinning Vechterweerd is een oevergrondwaterwinning, waarbij een mengsel van grondwater en water uit de Vecht via bodempassage wordt onttrokken.
Aanleg van poelen en watergangen.
Om de ingeschaarde Gallowayrunderen van drinkwater te voorzien zijn op een drietal plaatsen poelen aangelegd. Binnenkort komt er ook nog een paddenpoel Dankzij de aanleg van natuurvriendelijke oevers langs de watergangen is er een goed ontwikkelde oever- en onderwatervegetatie ontstaan. Tevens heeft dit geleid tot een diversiteit aan amfibieën, vissen, libellen en watervogels.
Een gelukkige bijkomstigheid is dat de oevers van de Vecht ontsteend zijn zodat de oevers weer kunnen afslijten en er weer zandstrandjes zijn ontstaan. Een gevarieerde oevervegetatie is het resultaat en vogels kunnen er weer foerageren.
Planten in en langs het water.
In en langs de watergangen staan voedselrijke soorten als biesgras, grote egelskop en lisdodde. Kwelsoorten als holpijp zijn incidenteel Op de taluds vestigen zich soorten als moerasklaver, echte koekoeksbloem en hazenpootje.
Enkele zeldzame soorten die langs de oevers van de Vecht voorkomen zijn groot warkruid, moerasbeemdgras en grasklokje.
Bloemrijke graslanden.
De graslanden zijn vrij voedselrijk. Planten als witbol, gewoonstruisgras, grote- en smalle weegbree e. a. zijn algemeen. Ruigsoorten als akkerdistel, boerenwormkruid, ridderzuring en Jacobskruiskruid komen veel voor, waarbij de laatst genoemde overheerst.
In de hoogzomer ogen de graslanden geel van het Jacobskruiskruid, een uitermate giftige plant waar de Galloways zorgvuldig om heen vreten.
Steenanjer en lange ereprijs zijn hier aansprekende zeldzaamheden; zo ook de grote kaardenbol en de gele morgenster.
De fauna.
De ruige graslanden bieden in het voorjaar een geschikte habitat voor kievit, wulp en veldleeuwerik; juist deze soorten hebben het moeilijk. Dat geldt ook voor de patrijs. Kwartels hoor ik nog wel eens en met de roodborsttapuit gaat het goed; minstens drie broedgevallen. De ijsvogel broedt vaak in de oeverzwaluwenwand. Nog een interessante broedvogel is de kleine plevier.
In de nazomer foerageren er lepelaars.
Tijdens de veldlessen worden in de watergangen verschillende vissoorten aangetroffen waaronder de kleine modderkruiper.
Verder noem ik nog een aantal insectensoorten: de bandheidelibel, de zwarte heidelibel, de kleine vuurvlinder, de argusvlinder en de gele weidemier..
Ree, haas, vos en das zijn aangetroffen zoogdieren.
De Galloways.
Onder invloed van begrazing is in ruim tien jaar tijd een rijk gestructureerde begroeiing ontstaan. In de open begraasde delen ontstaan kiemingsmogelijkheden voor allerlei plantensoorten evenals bomen en struiken. De begrazingsdruk mag niet te hoog zijn; daarmee voorkom je dat alle bomen en struiken worden opgevreten. Het buitendijkse deel staat onder invloed van de Vecht. Door regelmatige overstroming wordt de vegetatiesuccessie zo in toom gehouden en zijn pionierssoorten kansrijk.
Het beheer en de zorg voor de kudden is toevertrouwd aan de familie Dijk, eigenaar van de lokale zorgboerderij “Buitenplaats Vechterweerd”.
De foto’s zijn van Wim Hoekman.
Wim van Bruggen.